PREMIUM
Memoires van een maîtresse – Deel 49: “Ik moet je iets vertellen, Sabine”
Sabines manager Claire komt onverwachts op huisbezoek en laat weten dat Sabine niet meer terug hoeft te komen op kantoor. Om haar hart uit te storten belt ze niet de Kapitein, maar Thijs.
“Hey, eh, met mij…”, mompel ik. “Gaat het? Moet ik je naar het ziekenhuis brengen?” vraagt Thijs meteen. “Nee, nee, ik ben oké,” antwoord ik. “Ik eh, nou, ik ben net ontslagen geloof ik.” “Oh,” klinkt het aan de andere kant. “Balen joh. Maar als je het niet erg vindt, hebben we het hier zondag wel over. Ik moet weer even door nu.” Verbouwereerd hang ik op.
Ik bel Eef en vraag of ze langskomt. Een kwartier later zitten we aan de thee met paaseitjes (nu al ja!) en krakelingen. “Lieve schat”, begint ze.
“Bel mij nou gewoon in dit soort situaties. Thijs heeft die rol niet meer voor jou. Doet hij andersom toch ook niet?” Dat is wel zo inderdaad. Ik vertel over de nasi en hoe zorgzaam hij was. “Tuurlijk”, zegt Eef, “je bent nog altijd de moeder van zijn kinderen. Natuurlijk maakt hij zich zorgen om je als je ziek bent. En helemaal met dit soort toestanden”, knikt ze naar de pleister op mijn hoofd. “Maar eerlijk is eerlijk, hij is je partner niet meer. Een luisterend oor hoef je dus niet meer van hem te verwachten.”
En gelijk heeft ze. Ik vertel over de nasi en de kus. “Ohhhhh, joh. Vast lief bedoeld. Maarre, hoe is het met die andere flippo dan? Waar is die Kapitein in dit verhaal?” Het voelt rot als zo achteloos over hem spreekt. “Hij heeft me opgehaald in het ziekenhuis en thuisgebracht, maar toen stonden dus ineens Thijs en de meiden voor de deur en moest hij wegsneaken via de achterdeur.” “Jij ook met al die mannen van je”, zucht Eef. “Zorg nu eerst maar eens dat je beter wordt en een nieuwe baan vindt, oké? Ik ga een beetje extra op je passen hoor, lieve Sabine.”
Pauze
De rest van de dag blijft het akelig stil op mijn telefoon. Vreselijk vind ik dat, zo’n digitale koude oorlog. Het duurt tot na GTST dat ik mijn trots opzij kan zetten. Hoe is ‘t? X typ ik. ‘Aan het typen…’ lees ik bovenin. Dan stopt het. En weer. En het stopt. En weer. Ploep! Een heel verhaal. Dit gedoe heeft me aan het denken gezet meis. Ik voel me schuldig dat ik niet bij je kan zijn en ik voel me schuldig naar mijn gezin. Soms denk ik: we moeten een pauze inlassen, maar tegelijkertijd mis ik je verschrikkelijk als ik je niet spreek. Ik weet het gewoon even niet meer. Ik lees. En herlees. En er komt een soort rust over me heen. Het is zoals het is, typ ik terug. En ik hou van je. Morgen bellen? Ondertussen denk ik aan Oprah Winfrey, die zachtjes in mijn achterhoofd staat te roepen: “He’s just not that into you!”
Ik zit net op de wc als ik mijn telefoon hoor. Met het papiertje nog in mijn hand ren ik de kamer in. Het is Thijs. “Hey Sabine. Stoor ik?” “Nee hoor”, jok ik, en ik hijs gauw mijn legging omhoog en trek even door. “Ik eh, ik wil je iets vertellen. Ik heb iemand ontmoet. Dus eh, ja. Dan weet je dat.” “Wat leuk voor je”, pers ik zo beleefd als ik kan mijn mond uit. Een vleugje jaloezie steekt door mijn lijf. Als ik ophang, zie ik een appje van de Kapitein. Ik van jou he lieve meis. Zal ik even langskomen? Ik wil je graag zien, en heb een uurtje tijd. JA! Roep ik hardop door de kamer. Zou hij dan toch…?
Beeld: iStock