PREMIUM
Rapper Akwasi over zijn moeder Mary: “Ze heeft me goed opgevoed, ook toen het moeilijk was”
Van Mary’s 5 kinderen had Akwasi de grootste mond: “En hij was koppig!” Zelf ziet de rapper en schrijver het anders: “Ik wilde gewoon altijd weten waarom.” Moeder en zoon over hun bijzondere band.
Mary (M): “Akwasi was een echt moederskindje. Zodra ik thuiskwam van mijn werk als kamermeisje in een hotel, hing hij aan mijn rokken. Ik kreeg niks gedaan, omdat hij steeds bij me wilde zijn. Ook typisch Akwasi, hij had de grootste mond van allemaal. En hij was heel koppig.”
Akwasi (A): “Ik zie het anders. Ik denk dat ik me onderscheidde van mijn zus en broers met alle vragen die ik stelde, maar ik was gewoon nieuwsgierig, onderzoekend, wilde altijd weten waarom. Ik probeer zelf nu goed naar mijn dochter te luisteren, ze mag vragen wat ze wil. Of het nu gaat over vliegtuigen of over de zee, ik zal altijd luisteren en voor zover het in mijn vermogen ligt, antwoord geven. Misschien komt dat ook wel door mijn Nederlandse opvoeding.”
Mary Appiah komt in de jaren 80 met haar toenmalige man (van wie ze later scheidde) vanuit Ghana via Londen naar Nederland. Ze vestigen zich in de Bijlmer in Amsterdam. Daar wordt Akwasi in 1988 geboren. Na de Bijlmerramp in 1992 verhuist het gezin naar Amsterdam-Osdorp.
“Thuis kreeg ik een Ghanese opvoeding, maar daarbuiten was natuurlijk alles Nederlands”, vertelt Akwasi. “Ik heb naast mijn ouders ook een aantal surrogaatvaders en -moeders gehad, bij wie ik dingen zocht die ik thuis niet kreeg.”
M: “Volgens mij is een Ghanese opvoeding niet anders dan een Nederlandse. Ghanese en Nederlandse ouders willen allemaal het beste voor hun kind. We straffen misschien iets anders, wij vinden disciplineren belangrijk. Als een kind stout is, moet het voor straf de tuin doen of de badkamer schoonmaken.”
A: “Ik herinner me nog goed dat ik elke zaterdagochtend de keuken en de huiskamer moest schoonmaken, terwijl ik liever televisie wilde kijken of een boek wilde lezen. Dat mocht niet: ik moest de rommel opruimen die jullie vrijdagavond hadden gemaakt.”
M (lachend): “Als je op jezelf gaat wonen, moet je ook je huis op orde houden. Zo leer je hoe dat moet. Jullie hadden allemaal taken, niet om mij een ochtendje vrij te geven, maar om jullie zelfstandig te maken.”
A: “Als papa of jij me koppig vonden, kreeg ik klappen.”
M: “Als je echt stout was, moest ik je wel een tik op je billen geven. Maar slaan? Nee, dat heb ik nooit gedaan. Ik stuurde je naar je kamer en dan mocht je er pas uitkomen als we gingen eten.”
A: “Ik denk dat ik van de 5 kinderen de meeste slaag heb gehad, vooral van papa. Hij sloeg jou ook. Het voelde niet eerlijk. Zo ontwikkelde ik al vroeg een groot rechtvaardigheidsgevoel. Mijn vader en ik hebben nu een goede relatie, ik heb het hem vergeven, maar in mijn puberteit had ik echt een hekel aan hem. Je kunt met woorden meer bereiken dan met slaan, en dan hoef je niet eens te schreeuwen, je kunt ook fluisteren.”
M: “Dat is waar, dat ben ik met je eens, maar als we een kind een tik geven, doen we dat om het iets te leren. Zo wordt het een beter mens. Als je in Ghana als volwassene iets verkeerds dreigt te doen, denk je: mijn vader of moeder zou dat niet goed vinden! En dan laat je het.”
A: “Ik heb me al jong voorgenomen dat ik mijn vrouw en kind nooit zal slaan.”
Ook op school wordt Akwasi's nieuwsgierigheid niet op prijs gesteld. “Ik werd niet geaccepteerd om wie ik was. Ik werd alleen gezien als een kind met een veel te grote mond. Uit mijn Cito-toets bleek dat ik havo-vwo aankon, maar het leek de onderwijzers van mijn basisschool beter als ik een vmbo basis beroepsgerichte opleiding ging volgen. Dat gat was wel erg groot. Mijn vriendjes met een havo-vwo-advies vonden moeiteloos een middelbare school. Ik niet. Het verschil zat ’m in onze huidskleur. Zij hadden geluk en privileges, ik kreeg te maken met de vooroordelen. Mijn vader heeft toen alles geprobeerd om mij op een havo-vwo-school te krijgen, maar ik werd overal in de buurt afgewezen.”
M: “We hebben wel 20 scholen bezocht, maar ze zeiden allemaal dat ze vol zaten. Intussen konden witte kinderen er wel terecht. Alleen op een school in de Bijlmer was onze zoon welkom. Ik barstte bijna in snikken uit, zo opgelucht was ik. Die school was wel helemaal aan de andere kant van de stad.”
A: “Ook dat vond ik onrechtvaardig. Als mijn ouders goed Nederlands hadden gesproken, was het anders gelopen, daar ben ik van overtuigd. Dan hadden ze beter voor me kunnen opkomen. Zo gaat het helaas te vaak, nu nog steeds. Het grappige is dat ik de scholen die me destijds hebben afgewezen me nu uitnodigen om te komen praten over wat ik doe. Soms doe ik dat, ik ben blij dat ik jongens die zich nu voelen zoals ik toen kan laten zien dat het goed me gaat. Ik had destijds niemand aan wie ik me kon spiegelen en dat heb ik echt gemist.”
In zijn puberteit heeft Akwasi het niet makkelijk. Hij blijft zitten op de havo, zakt voor zijn vmbo-examen, dreigt het verkeerde pad op te gaan en is ongelukkig. “Ja, dat zag ik wel”, zegt Mary. “Het komt allemaal goed, zei ik vaak tegen hem. Als je van school komt, kun je uit huis en doen wat je wilt. Vertrouw op God, zei ik, God zorgt voor alles.”
A: “Als je het aan God overlaat, kun je lang wachten. Je moet het zelf doen. Ik wist dat ik in mezelf moest geloven, maar ik was onzeker over mijn identiteit. Waarom vinden zo veel mensen me niet leuk, vroeg ik me af. Op school werd voorafgaand aan de gymles in de kleedkamer voor de grap weleens het licht uit gedaan: ‘Hé Akwasi, waar ben je? We kunnen je niet zien!’ Ik ging crèmes gebruiken om mijn huid lichter te maken, ik droeg gekleurde contactlenzen om blauwe ogen te hebben, zoals de jongens om me heen. Ik droeg mijn haar toen op z’n Ghanees: kort en het krulde, waardoor ik werd uitgescholden voor krentenbol. Ik haatte mijn huid, mijn haar, mijn ogen en zelfs mijn naam. Wie heette er nou Akwasi?”
M: “In Ghana is het gebruikelijk om je kind te vernoemen naar de dag waarop het is geboren. Jij was een zondagskind.”
A: “Ik begreep wel dat ik geen Nederlandse naam kon hebben, maar een Engelse was al beter geweest: Thomas bijvoorbeeld, zoals mijn beste vriend. Ik ben nu heel blij met mijn naam, maar toen was ik onzeker over alles. Muziek hielp. Ik zag programma's over hiphop en dat sprak me meteen aan. Daar kon ook iemand als ik zichzelf zijn. Teksten schrijven ging me altijd al makkelijk af.”
M: “Toen hij klein was, zat hij al vol plannen. ‘Mama, als ik groot ben, word ik beroemd. Dan ga ik dit doen en dat…’ Stop met praten, zei ik dan, en doe het maar. Daar denk ik nog weleens aan als ik hem hoor zingen. Hij begon ermee toen hij een jaar of 14 was. Zijn passie voor muziek zag ik als iets dat hem zou kunnen helpen.”
Mary krijgt gelijk. In plaats van op straat rondhangen, gaat Akwasi teksten schrijven. Hij doet mee aan een wedstrijd voor jong talent, waar hij indruk maakt met Negerzoenen, Blanke vla en Jodenkoeken, een stuk tegen discriminatie. Met 2 vrienden begint hij zijn eigen rapgroep Zwart Licht en in 2008 gaat hij naar de Theateracademie in Maastricht. Wat Mary zo hoopte, gebeurt: haar zoon vindt zijn draai.
M: “Voordat je naar Maastricht ging, kwam je naar ons toe omdat je geld nodig had, weet je nog? Je vader zei nee. Maak je geen zorgen, zei ik. Ik had stiekem wat geld gespaard en dat heb ik je gegeven. Je vader zei: hoe heb je dat kunnen doen? Maar het was mijn eigen geld. Als mijn zoon ver weg van huis gaat studeren, wil ik hem graag helpen als hij daarom vraagt.”
Tijdens zijn studie ziet Mary Akwasi niet vaak. “Voor mijn gevoel was Maastricht heel ver weg. Ik had eerlijk gezegd geen idee waar het was. Toen hij daar al een tijdje zat, heb ik hem gebeld dat ik hem wilde komen opzoeken. Ik heb een week bij hem gelogeerd en zag hoe blij hij daar was. Zijn diploma-uitreiking heb ik ook bijgewoond. Dat was een prachtige dag. Iedereen was gelukkig, schudde handen met elkaar, hij stelde me voor aan al zijn vrienden. Toen wist ik zeker dat het goed zou komen.”
Over Akwasi hoeft Mary zich geen zorgen meer te maken. Hij maakt muziek, treedt op, mengt zich in publieke discussies, werkt aan zijn 2e boek en heeft net een nieuw album afgerond, Sankofa.
A: “Dat Ghanese woord staat voor: ga terug en haal het. De afgelopen jaren ben ik vaak naar Ghana geweest, op zoek naar mijn roots. Daardoor heb ik nog meer respect en waardering voor mijn ouders gekregen. Zij kwamen vanuit een ander deel van de wereld naar Nederland, ze hebben alles achtergelaten wat ze kenden. Het moet heel moeilijk voor hen zijn geweest om hier een nieuw leven op te bouwen. Ik besef dat ik op hun schouders sta. Dat heb ik ze ook verteld, want nu kan dat nog. Ik ben een feminist en een activist. Mannen die zich feminist noemen, hebben vaak een bijzondere band met hun moeder. Dat geldt ook voor mij. Mijn moeder heeft me goed opgevoed, ook toen het moeilijk was en daar ben ik haar dankbaar voor. Ik heb respect voor de manier waarop zij in alle stormen is blijven staan.”
Eens per week probeert hij met z’n dochter bij Mary langs te gaan. Sowieso als hij in de buurt is, wipt hij even aan.
M: “Om iets te eten! Hij is een goede jongen, altijd respectvol. Ook als vader doet hij het goed. Hij neemt zijn verantwoordelijkheden. Als ik zie hoe sommige andere jongens met hun kinderen omgaan, denk ik: wow, Akwasi is de beste. We praten niet veel en als ik me zorgen maak over iets, zegt hij: ‘Mama, houd je hoofd koel’. Hij deelt zijn zorgen niet met mij.”
A: “Sorry mama, dat komt doordat we voor een groot deel in verschillende werelden leven: jij met andere Ghanese immigranten, ik met mensen uit alle delen van de wereld. Maar ik weet dat je altijd achter me staat.”
M: “Ik ben heel trots op je. Wat je als kind al zei, is uitgekomen: je hebt iets bereikt.”
Een paar dagen na dit interview neemt Akwasi op de Ghanese ambassade een Lifetime Achievement Award voor zijn werk in ontvangst. Zijn ouders staan glunderend naast hem.
Wie zijn Akwasi en Mary?
Mary Appiah (59) woont met een van haar zoons en een kleinkind in Amsterdam-Osdorp.
Akwasi Ansah (32) is zanger, performer en schrijver. Hij is bekend van de rapformatie Zwart Licht, zijn bijdragen als tafelheer bij De Wereld Draait Door en bijrollen in series als Feuten en Toren C en een aantal korte films. In 2019 deed hij mee aan Expeditie Robinson. Samen met zijn vriendin heeft hij dochter Nekayah (2).
Liddie Austin. Fotografie: Ester Gebuis