null Beeld

PREMIUM

Dagboek van Anne-Wil: “Paniekerig doe ik mijn jas weer aan. Waar moet ik heen?”

Anne-Wil logeert een nachtje bij Anja, de weduwe van haar broer Jaap. Als het lukt om er met de trein te komen, tenminste.

Tineke Beishuizen

Zaterdag

Ik heb me net geïnstalleerd met een heerlijk boek als er iets wordt omgeroepen. “Kon u het verstaan?”, vraag ik aan de vrouw die tegenover me zit. Ze schudt haar hoofd. Om ons heen staan reizigers op en lopen de trein uit. De vrouw tegenover me vertrekt ook. Paniekerig doe ik mijn jas weer aan en pak alles in. Waar moet ik naartoe?

Nergens een conducteur te bekennen, dus hol ik maar achter de meute aan. Ik ben compleet buiten adem als ik op een perron aankom waar over een minuut een trein vertrekt. Geen tijd te verliezen, gauw instappen, ik vraag straks wel of de trein naar Anja’s woonplaats gaat. Ik wurm me door het gangpad en tik een jongen op zijn schouder of hij zijn rugzak van een zitplaats wil halen. Dat doet hij, maar niet van harte. Als ik vraag waar deze trein naartoe gaat, kijkt hij me aan alsof ik niet goed bij mijn hoofd ben. Het kan me niet schelen. Jas uit, boek open, thermoskan thee erbij, zo houd ik de reis wel vol.

Wat heeft het verdriet haar oud gemaakt, schiet door mijn hoofd als ik Anja op het station zie. Terwijl we naar haar auto lopen, vertel ik over mijn reis. “Altijd wat met die treinen”, zegt ze. “Waarom neem je geen rijles?”

“Daar begon Han vanochtend ook weer over, maar ik hoef niet zo nodig. Ik heb bijna een boek kunnen lezen.” “Maar stel dat er iets met Han gebeurt, wie rijdt jou dan naar het ziekenhuis?”, vraag Anja. “Manon, denk ik.” Anja rolt met haar ogen. “Alsof ze daar tijd voor heeft! Ze heeft het toch hartstikke druk met haar eigen leven. Dat is bij mijn dochters ook zo.”

Terwijl ze vertelt over haar familie, dwalen mijn gedachten af naar hoe het zou zijn als ik een rijbewijs zou hebben. Dan zou ik in mijn eentje naar het tuincentrum kunnen of alle bood­schappen in één keer kunnen doen. Naar Bart of Manon gaan wordt ook makkelijker. Zo’n rij-instructeur ziet me aankomen, de leerlingen zijn altijd rond de twintig. Anja kijkt me vragend aan.

“Ik vroeg hoe het bij Manon gaat.”
“Ze hebben schurft.”
Haar mond valt open. “Wat verschrikkelijk.”
Ik knik. “Bezoek moet op een vuilniszak zitten.”

Maandag

Anja’s logeerkamer is duidelijk bedoeld voor haar kleinkinderen. Naast mijn bed staat een kast vol speelgoed, erbovenop een paar poppen en een beer, die heel griezelig kijkt. Ik heb ’m met zijn snuit naar de muur gedraaid, maar dan nog voel ik me niet op mijn gemak. Anja en ik hebben een gezellige dag gehad. We hebben in een chique lunchroom geluncht en ’s avonds tv-gekeken.

Ze mist Jaap, ook al praatte ze niet veel over hem, maar dat merkte ik aan alles. Nee, ze heeft nog steeds haar draai niet gevonden in haar nieuwe woonplaats. Ik zei dat ze een baantje moest zoeken of vrijwilligerswerk moest gaan doen, maar dat wil ze niet. Ze wil beschikbaar zijn om op haar kleinkinderen te passen. Wat ik daarvan vond, zei ik maar niet. Ik kijk op mijn telefoon. Zal ik Han nog bellen? Het is al over twaalven. Ach, ik probeer het gewoon. Gelukkig neemt hij op. Terwijl we kletsen, begin ik eindelijk te ontspannen.

Meer lezen van Anne-Wil? Dat kan hier!

Anne-Wil heeft twee kinderen, zes kleinkinderen, is getrouwd met Han en werkt in een broodjeszaak.

Op alle verhalen van Libelle rust uiteraard copyright. Linken kan altijd, eventueel met de intro van het stuk erboven. Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@libelle.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden