PREMIUMColumn
Agnes: “Ik heb een virtuele vriendschap ja, via de chat van Wordfeud”
Agnes heeft een bijzondere vriendschap met Jeroen. Een man met humor en een grote woordenschat. Ze heeft hem alleen nog nooit gezien.
“Ga jij maar vast”, riep ik zoon T. na, met wie ik een paar fruitbomen zou planten. “Dan maak ik even mijn gesprek af.” T. schamperde: “Gesprek? Met Jeroen punt negentienvijfentachtig? Dat is toch geen gesprek?” Ik rolde met mijn ogen. Hij snapt het niet. Niemand lijkt het te begrijpen. Ik heb een virtuele vriendschap ja, via de chat van Wordfeud. Nu ik het zo opschrijf, klinkt het inderdaad een beetje suf. Dat ik iedere dag een paar keer woordjes leg, liefst met driedubbele woordwaarde, en het leven doorneem met Jeroen punt negentienvijfentachtig.
We hebben het meestal over hem, maar dat vind ik juist wel prettig, omdat ik al zoveel over mezelf nadenk. We chatten over zijn werk, zijn familiebanden – ze waren laatst met zijn allen in een bungalowpark, vreselijk! – en over zijn gecompliceerde liefdesleven: hij is nogal verlegen. Misschien te, voor de moderne assertieve Nederlandse vrouw.
Geen idee of hij echt Jeroen heet en daadwerkelijk in 1985 is geboren. Hij zegt van wel, en dat moet ik maar van hem aannemen. Vorig voorjaar leerden we elkaar kennen. Hij was een van mijn vele tegenspelers, maar het klikte bijzonder goed. Jeroen punt negentienvijfentachtig speelt snel, net als ik. En heeft humor, getuige zijn soms ondeugende woordjes. Ja, daar kon en kan ik enorm van genieten. Van woordgrapjes en spitsvondigheden. En van zijn respect: hij gaf een keer zelfs toe dat hij het niet erg vindt dat hij meestal verliest: “Door jou ben ik een betere speler geworden.” Ja, zo serieus nemen wij dit spel. Het is niet zomaar een spelletje namelijk. Ik durf het bijna niet toe te geven, maar Wordfeud is onderdeel van mijn avond, van mijn routine geworden.
Tot Jeroen punt negentienvijfentachtig een aantal maanden geleden niet zo lekker ging. Ja, ik weet het: zelfs onze depressies lopen synchroon. We zijn net twee hartsvriendinnen die samen ongesteld worden.
Hij logde even uit, schreef hij. Op dat moment was hij mijn enige tegenspeler, we hadden iets van acht games open staan, met meerdere gesprekken. Ik vond herkenning in zijn neerslachtigheid. Troost ook, in de wetenschap dat ik niet de enige was. We wensten elkaar succes en sterkte en “Misschien tot ergens in de toekomst”. En dat was het. We waren liefdevol uit elkaar gegaan. Natuurlijk viel ik in een zwart gat. Greep ik de eerste avonden vol verwachting mijn telefoon, om me dan te realiseren dat er geen meldingen van Jeroen punt negentienvijfentachtig waren. Geen woordjes in het spel, en geen aandacht en belangstelling in de chat.
“Wat zit jij te zuchten?” vroeg zoon T. op een avond, toen ik net een game met iemand anders had aangezwengeld. Zo’n ongeïnspireerde speler die korte woordjes legde als JA, NEE en MEE. Ga weg, daar kan ik niks mee. Dus ik verwijderde bruut de app, waarna ik mijn telefoon in een hoek gooide. Het einde van een tijdperk, na een maand of acht.
Soms dacht ik nog wel aan Jeroen punt negentienvijfentachtig. Vroeg ik me af of hij weer kon lachen. Misschien had hij inmiddels zelfs iemand ontmoet. Iemand die echt bij hem past en de tijd wil nemen om hem te leren kennen. Zoals ik virtueel had gedaan. Nou ja, voor zover mogelijk. Geen idee hoe hij eruitziet, omdat hij altijd een foto van een dromerig landschapje als profielfoto heeft. Misschien is hij stiekem wel een zij. Een bejaarde man. Of een bekende Nederlander. Koning Willem-Alexander biechtte eens op dat hij graag anoniem op fora en chatboxen rondhangt. Snap ik. Maar in dit geval, in het geval van Jeroen punt negentienvijfentachtig, maakte het me niets uit.
Het ging me om de gesprekken, om het inkijkje in het leven van een man in de dertig, die ik in real life waarschijnlijk nooit had ontmoet. Een man die ik ook niet ga ontmoeten, maar dus wel miste. We hebben nooit contactgegevens uitgewisseld. Ik kon hem dus niet even bellen of appen. Zou hij inmiddels weer online zijn, vroeg ik me vorige week af. Ja, zo bleek. Al een tijdje.
“Nou, ik denk dat ik je wel vijftien keer heb uitgenodigd voor een spel”, schreef hij. En mijn hart maakte een vreemd sprongetje. Het gaat goed met hem. Gelukkig.
Jeroen punt negentienvijfentachtig had zelfs een date afgelopen weekend. En hij was benieuwd naar mijn vrouwelijke perspectief: had hij goed gehandeld door haar een knuffel maar geen kus te geven? En moest hij de eerste achttien uur niets van zich laten horen, om haar te laten smachten naar bevestiging en contact? “Ja,” tikte ik terug. “En nee!”
Buiten scheen de zon en in de verte zag ik zoon T. sjouwen met een kersenboom. Dat ging prima, hij had mij niet nodig. In tegenstelling tot Jeroen punt negentienvijfentachtig. Eindelijk weer. Dus daar ging ik even goed voor zitten…
Agnes Hofman (43) is lifestyle journalist met Nederlandse en Braziliaanse roots. Ze woont in Lissabon met T., haar zoon van 23 en hun asielhondje Nacho. Ze schrijft voor Libelle over haar leven, loslaten en gelukkig(er) worden.