null Beeld

PREMIUMCOLUMN

Hanneke: “Als ik een bekende zie op straat, vlucht ik het liefst een winkel in”

Hanneke Mijnster

Hanneke Mijnster vindt het maar ongemakkelijk, onverwachts bekenden tegenkomen en de ‘smalltalk’ die daarbij hoort.

Mijn sociale onkunde staat zelden zo duidelijk in de etalage als wanneer ik iemand tegenkom op straat. Vol met mijn hoofd bij mijn eigen sores loop ik bekenden altijd voorbij, en dat is meestal geen kwestie van onopmerkzaamheid. Integendeel. Ik veins liever het opzoeken van de vertrektijd van de bus, die ik toch niet neem, dan dat ik een bekende wat koetjes en kalfjes toewerp in het voorbijgaan.

Nee, ik geloof dat ik alleen mijn ouders, broer of bloedeigen nazaten zou roepen als ze aan de overkant van de straat lopen. Voor alle anderen, hoe aardig ook, vlucht ik liever een winkel in of willekeurig olifantenpaadje op om het ongemak van ‘we hebben niet afgesproken maar zien elkaar nu wel’ te omzeilen.

Dat vond ik ook het vreselijke aan in Breda wonen, overal kon zomaar een oud-klasgenoot, of erger - iemand uit mijn handbalteam, opduiken en daar moest ik dan iets mee. Althans, dat voelde ik zo. Lachend zoeken naar woorden, een aanknopingspunt, een uitweg naar doorlopen: ik vind het slopend. Vooral niet arrogant zijn, want daar spugen ze op in Brabant. Alleen is ongemak geen arrogantie, al lezen mensen dat vaak wel zo.

De straf voor dit kinderachtige ontwijkgedrag vond begin deze week plaats op de plek waar je het allerminst verwacht. Of wenst. Ik was ruim tien minuten te vroeg voor mijn afspraak, dus parkeerde mijn fiets alvast en liep nog een rondje om het gebouw. Ik kom altijd te laat, behalve als ik iets spannend vind, dan ben ik als een kleuter die een dagje naar de dierentuin gaat. In mijn ooghoek zag ik een vrouw met lang bruin haar en een rugzak. Haar gezicht kwam me bekend voor, maar ik schonk er geen aandacht aan en beende stevig de hoek om. Twee minuten voor tijd belde ik aan en nam ik plaats in de wachtkamer. Een eeuwenoud herenhuis in het hart van de stad, waar de vensterbanken uit drie lagen bestaan en de plafonds zo hoog zijn dat je alleen met knappe hanglampen uit de voeten kan.

De bel gaat en er komt een vrouw binnen. Die vrouw. Zij herkent mij ook en begint tegen me te babbelen alsof we elkaar geregeld spreken. Over mijn leuke fiets buiten, met het mandje voorop en die toffe groene kleur. Ik klets automatisch terug, terwijl mijn hoofd overuren draait. Ik kan haar niet plaatsen. Is ze een moeder van school? Een oud-collega? Een oude match van Tinder? Nee, dat laatste zeker niet. Omdat zij mij zo duidelijk wel kent, durf ik niet te vissen. Zo kletsen we nog flink wat wachtminuten door over fietsen en waar die te kopen, alles om de vraag ‘wie ben je ook alweer (ik)’ en ‘waarom ben jij hier (zij)’ te voorkomen. We zitten namelijk in de wachtkamer van de psychiater. Samen met de soakliniek een van de plekken waar je het liefst zo anoniem mogelijk blijft.

Pas als ik op mijn groene blikvanger terugfiets, weet ik het weer. Onze zoons spelen iedere zaterdagochtend samen tegen een voetbalteam uit de buurt. De hele terugweg broed ik op wat ik volgende week zeg langs de lijn. “Ik was er alleen maar voor adhd hoor!”, zou ik het liefst roepen. In wat voor ongemak duw ik haar dan? Precies. Soms is niets zeggen gewoon het beste.

Hanneke Mijnster (42) leest, praat en schrijft het liefst over de liefde. Co-oudert vol overtuiging en werkt nooit meer voor een baas. Ze woont vlakbij de kust en schrijft goudeerlijk over haar leven, lusten en lasten.

Op alle verhalen van Libelle rust uiteraard copyright. Linken kan altijd, eventueel met de intro van het stuk erboven. Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@libelle.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden