null Beeld Libelle
Beeld Libelle

PREMIUM

José: “Het troost me dat het leven van mijn zus zó gelukkig begon”

Marie José Rozenbroek

José vindt tijdens het opruimen van de spullen van haar overleden zus een mooie brief van hun moeder.

In mijn auto staan twee grote dozen, een rode van Ikea en een versleten kartonnen verhuisdoos. Dozen met Els’ persoonlijke spullen, die mijn broer begin december gedecideerd in mijn achterbak had gezet. ‘Voordat we alles weggooien wil ik dat jij erdoorheen gaat. T. wil ze niet.’ T. is de zoon van mijn overleden zus. Met hem had ze de laatste jaren een slechte verstandhouding.

Met die dozen en een bezwaard gemoed was ik naar huis gereden. Zo goed was mijn band met Els niet geweest. Moest ik nu mijn neus in haar leven steken? Maandenlang bleven ze in mijn auto staan. Elke keer als ik de achterklep opendeed staarden ze me aan. Ik moest er iets mee, maar ik durfde niet.

Tot vandaag.

Vandaag druilt het buiten en ik heb onverwacht een vrije middag. Ik besluit dat het tijd is voor de dozen. Eén voor één til ik ze uit de auto en zeul ze de trappen op, tot in mijn werkkamer, waar ik ze naast mijn tafel zet. Ik maak een kopje thee en gluur in de dozen. In die van karton zitten fotoalbums, in de rode brieven en andere paperassen. Een brief met mijn moeders handschrift, dat ik uit duizenden zou herkennen, ligt bovenop.

‘Lieve moeder, gisterenavond is onze dochter geboren, een schattig kindje met een donker kopje en helderblauwe oogjes. We zijn er zo blij mee! De geboorte is bijzonder voorspoedig gegaan. Om tien voor negen ’s avonds kwam ik in het ziekenhuis en om vijf over tien werd Elsje geboren.’

Mijn zus kwam ter wereld op 21 juli 1957 in Istanbul. Daar woonden mijn ouders met hun drie kinderen vanwege mijn vaders werk.

Mijn moeder schrijft:
‘Het is tropisch heet en ik houd het bijna niet uit. Ik lig alleen maar in mijn behaatje en een maandverbandje onder een laken, maar het zweet gutst van me af. ’t Arme kind is stijf ingebakerd, zelfs de armpjes zijn niet te zien, ’t is een stevig pakketje. Roland vroeg direct: ‘Waar beentjes nou, waar handjes nou?’’

Roland is mijn grote broer, de broer die de dozen in mijn auto tilde. Het is zo’n intens blije brief dat de tranen in mijn ogen schieten. Ik weet uit de familieverhalen dat mijn moeder niet op wéér een zwangerschap had zitten wachten. De slechte verstandhouding die later tussen moeder en dochter ontstond, is altijd daaraan geweten; dat mama niet blij zou zijn geweest met dit kind.

Brieven zijn momentopnamen, ik weet het, maar deze stroomt over van onvervalste liefde. Het troost me op een of andere manier dat dat leven van mijn zus, dat vorig jaar veel te vroeg eindigde, zó gelukkig begon. Hoe dat leven zich tussen geboorte en dood zou ontvouwen, met al z’n hoogte- en dieptepunten en periodes van kalm en kabbelend leven - hoewel daar zelden sprake van was bij Els - zou ik later wel lezen in al die andere brieven, en zien op de foto’s. Maar zo begon het, in een snikhete kraamkamer in een Turks ziekenhuis. Een geheimzinnig pakketje, met daarin een kindje met helderblauwe oogjes.

Bladenmaker en journalist José Rozenbroek is een nieuwsjunk. Elke week schrijft ze voor Libelle een column over wat haar opvalt en waarover ze zich opwindt.

Op alle verhalen van Libelle rust uiteraard copyright. Linken kan altijd, eventueel met de intro van het stuk erboven. Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@libelle.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden