PREMIUMcolumn
Roos: “Hij moet straks dat voetbalveld weer op. Met aan het hek die ene lege plek”
Na het overlijden van een moeder uit het voetbalteam van Milo, weet Roos zichzelf geen houding te geven.
“Zo? Of... zo?” Miró legt zijn voetbalshirt dubbend op tafel. Ernaast de band die hij als teamcaptain elke week trots draagt. Nu is er een andere bij gekomen. Maar waar moet-ie? Boven de aanvoerdersband? Eronder? Hoe zie je hem het best?
De moeder van een van zijn teamgenootjes is overleden. Het kwam voor ons als een schok, we wisten niet eens dat ze ziek was. Toen Miró het vertelde, schroefde mijn keel dicht. Verdorie. Ouders mogen niet dood. Nooit. Maar zeker geen ouders van kinderen die nog lang niet volwassen zijn. Die nog met huiswerk geholpen moeten worden. Die armen rond hun smalle schouders nodig hebben. Ik ken het desbetreffende jongetje niet zo goed, maar moet steeds aan de boektitel van Ronald Giphart denken: Ik omhels je met duizend armen. Ach, wat heeft dat kind daaraan. Een onbekende ma die hem troosten wil. Hij moet straks dat voetbalveld weer op. Met aan het hek die ene heel lege plek.
En toen kwam het idee vanuit het elftal. “Wij willen met rouwbanden spelen.” Al snel waren ze gekocht. Zwart. Strak. Een teken van verdriet. Maar op de dag van de wedstrijd realiseer ik me: ook een teken van samen. Ik weet dat er veel gemopperd wordt op het voetbalwereldje. Het zou hard zijn. Competitief. Er wordt gescholden op en langs de velden. Ja, dat is allemaal waar. Zoals bij meer pittige teamsporten.
Tegelijkertijd is het voetbalveld juist op de momenten dat het er echt toe doet ook een plek van solidariteit. Waar in de maatschappij zie je dat rouw met z’n allen gedragen wordt? Wie een ouder, geliefde of kind verliest en zich enkele weken daarna weer naar kantoor begeeft, krijgt vaak vooral onhandige schouderkloppen, een enkel gemompeld “Sterkte” of “Ik weet niet wat ik moet zeggen.” Goed bedoeld, natuurlijk. Maar wat zou het mooi zijn als in vergaderkamers, klaslokalen en zelfs regeringsgebouwen een collectieve uiting zou zijn in tijden van verdriet. Stel dat we allemaal een rouwband zouden dragen als we weten dat iemand het nodig heeft. Hoeveel steun zou dat geven?
Op de dag van de wedstrijd wint ons voetbalteam met 6-1. Eén van de goals is van de jongen die zijn moeder verloor. Als Miró wordt gewisseld, haalt hij zijn captainsband van zijn arm en geeft hem aan hetzelfde joch.
Na het laatste fluitsignaal lopen ze gezamenlijk het veld af. Een team van tweeëntwintig sterke tienerbenen. En wel duizend armen.
Roos Schlikker (47) heeft twee zonen, een man, een vader op leeftijd en veel vriendinnen. O ja… en zichzelf om voor te zorgen. Iedere week schrijft ze in Libelle wat haar bezighoudt.