PREMIUMColumn
Tessa: “De zuster rent weg met mijn baby, ik vang nog net het woord ‘albino’ op”
Tessa denkt terug aan de dag dat haar zoon geboren werd.
“Mam, schrik niet, ze hebben iemand anders mijn tekst laten inspreken!” Ik luister naar een spraakbericht van mijn zoon Rio. Hij heeft een Surinaams accent en al jaren de baard in de keel, daarnaast hoor ik een mix van enthousiasme en verbazing. Hij heeft een bijrolletje in de EO-serie Kofi’s Tori, te zien op YouTube. De serie, waarin de tot slaaf gemaakte jongen Kofi al vloggend over zijn leven vertelt, wil jongeren iets bijbrengen over het slavernijverleden. Een originele vorm, want die doelgroep bereik je nauwelijks nog via de goede oude beeldbuis.
In gedachten schiet ik terug naar drieëntwintig jaar geleden. Een ziekenhuis in Paramaribo. Ik op een baarstoel. Twee zusters kijken aandachtig tussen mijn benen. Manlief moedigt aan langs de zijlijn. “Een jongetje!” juicht een van de zusters, maar kijkt dan bedenkelijk. Ik sta gelijk weer stijf van de adrenaline. Ze snelt met hem weg, vanuit de gang hoor ik nog net het woord ‘albinooo’ echoën. De schrik jaagt door mijn lijf en het zal aan de hormonen liggen dat in mijn hoofd onmiddellijk een doemscenario oppopt: mijn kind met huid en haar vermalen om lustopwekkende middeltjes van te maken. De zuster komt glimlachend terug en zegt: “U heeft gewoon een bakra gekregen. Kijk maar.” Ze legt de zuigeling in mijn armen en ik staar naar zijn krijtwitte huid, blauwe oogjes en oranjerood haar. Een grapje van de natuur. Zijn vader en ik zijn bruin, mijn vader was zwart, mijn moeder wit. En er was aan vaders kant een opa met de naam Frans van de Berg, nazaat van Hollandse boeren, in Suriname ‘boeroes’ genoemd. Rio is goed bleek uitgevallen, het kan verkeren.
Ik bekijk de scène die hij me heeft geappt. Een 18e-eeuws tafereel. Een plantage in Suriname. Twee witte mensen, Rio en een jonge vrouw, dragen prachtige kleding. Ze behoren duidelijk tot de welgestelde kringen en drinken rode wijn, bediend door twee tot slaaf gemaakten. Het slavenmeisje houdt een parasol op. De jongen, Kofi, gooit opeens een van de glazen leeg over Rio. De wijn lijkt op bloed. Commotie alom. “Gore slaaf, wil je...” de rest van Rio’s tekst versta ik niet. Wil ik ook niet horen. Rio heeft opeens een bekakte hete aardappel in zijn keel, praat niet met zijn eigen warme klank, geboren en getogen in Suriname. Het effect op mij is net zo verwarrend als toen hij werd geboren.
Schrijver en documentairemaker Tessa Leuwsha (55) woont en werkt in Paramaribo. Ze is getrouwd en heeft twee volwassen kinderen.