PREMIUMColumn
Tessa: “Robby’s ogen schieten vol. ‘Voor mij was ze de júiste vrouw!’”
Goede vriend Robby vertelt Tessa over zijn onlangs overleden vrouw, Sita.
Mijn moeder en ik lopen vanuit Plantage Frederiksdorp over een smal zandpad langs de rivier naar het nabijgelegen dorpje Margrita. De zon begint te zakken, maar het is nog steeds heet. We gaan winkelier Robby condoleren, zijn vrouw is pas overleden. Sinds het moment dat Sirano en ik met de plantage begonnen, is Robby onze steun en toeverlaat. Hij kent het kustgebied als geen ander. Zijn grootvader werd uit India gehaald om als contractarbeider op een Surinaamse suikerrietplantage te werken. Een zwaar leven. Robby’s vader begon een eigen winkel, die Robby en zijn vrouw Sita later overnamen. Op een avond werd Sita ineens ziek. In het donker staken ze met een bootje de rivier over en reden naar de eerste hulp in Paramaribo. Maar ze haalde de ochtend niet. Sita is maar 58 jaar geworden.
“Alsjeblieft. Door mijn dochter gebakken, net zo luchtig als die van haar moeder.” Robby zet een schaal bara’s op tafel, hartige oliebollen, en strijkt in gedachten met zijn hand over het tafelkleed.
“Dankjewel”, zeg ik en vraag: “Hoe gaat het nu?” Robby schudt zijn hoofd. “Ook de ganzen gaan dood, een virus. Ze voelen dat Sita er niet meer is.” Hij probeert te glimlachen. Daarna vertelt hij hoe ze elkaar ooit leerden kennen. Zij was vijftien jaar, hij negentien. Met zijn broer ging hij bij haar thuis op bezoek. Sita serveerde de drankjes. Als Robby haar leuk vond, moest hij wat geld op het dienblad achterlaten. Zo ging dat toen. Hij had 35 gulden neergelegd, destijds veel geld. En Sita had met het huwelijk ingestemd.
“Zie je dit hier?” Robby tikt op zijn glas. “Alles heeft zij gedaan.” Sita heeft de winkel heringericht en uitgebreid met een guesthouse en een terras aan het water. “Ze was niet bescheiden, zoals andere Hindostaanse vrouwen.” Ik herken wat Robby zegt: Suriname is vooral een mannenland.
“Dus ze was een goede vrouw?” vraagt mijn moeder. Robby denkt even na, kan zich niet meer stoer houden, zijn ogen schieten vol. “Nee!” zegt hij. “Voor mij was ze de júiste vrouw!”
Even later loopt hij een stukje met ons op. In een boom zit een papegaai lawaai te maken. “Wacht maar even, je krijgt straks eten”, zegt hij, omhoogkijkend. “Vroeger gaf Sita hem voer, nu moet ik het doen.” Hij knikt vastberaden en wij knikken zachtjes mee.
Schrijver en documentairemaker Tessa Leuwsha (55) woont en werkt in Paramaribo. Ze is getrouwd en heeft twee volwassen kinderen.