null Beeld

PREMIUM

Wieke: “Ik glij niet mee, mijn heupen moeten nog langer mee dan vandaag”

Wieke Biesheuvel

Wieke past op haar kleinkinderen, maar ergert zich net als altijd aan het geschreeuw dat daarbij komt kijken.

Schoondochter vraagt of wij op hun draakjes (haar woorden) willen passen, als zij en onze zoon gaan vieren dat ze vijftien jaar samen zijn. Natuurlijk. Zo handig dat ze om de hoek wonen.

Het stel vertrekt en we zwaaien papa en mama uit. “Weet jij waarom ze gaan eten oma?” vraagt kleindochter (4), “nee hè? Ik wéét dat gewoon. Omdat ze honderdduizend jaar verliefd zijn.” Daarna zijn ze door het dolle heen en schreeuwend glijdt ze met haar broertje (2) over de houten vloer, want daar ligt namelijk sneeuw. Dat glijdt lekker. “Zullen we nu iets rustigs doen?” stel ik hoopvol voor. Echt niet, want ze zijn nog lang niet uitgegleden. Dat ‘we’ slaat nergens op, want ik glij niet mee. Mijn heupen moeten nog langer mee dan vandaag. “Maar het sneeuwen is opgehouden”, zeg ik, spelbederfster. “Niet!” protesteert kleindochter en veegt denkbeeldige vlokjes uit haar ogen. Prima, dat glijden, maar moet dat gekrijs erbij? Vroeger kon ik dat toch goed hanteren? Opa Rob meldt dat ik, zolang hij mij kent, al een bloedhekel aan herrie heb.

Ik zie ineens weer voor me hoe de vader van deze glijdende kleuters, op driejarige leeftijd alle pannen uit de kast haalde, en met pollepels een drumstel bouwde. Met vriendjes die dat thuis niet mochten. Waarom ik het goed vond? Ik wilde de leuke moeder uithangen, denk ik. Terug naar het heden: het prettige van deze twee, best goed opgevoede kleuters is, dat ze meestal muisstil zijn zodra er een bordje eten voor hun neus staat. Pasta, met rode paprikareepjes erbij voor de vitaminen. Als ik – heel even – niet oplet, hebben ze paprikareepjes in hun neusgaten gestopt. “Wij zijn olifantjes!” joelen ze en vol overgave zingen ze het lied ‘olifantje in het bos, laat je mama toch niet los’.

“Wij mogen altijd nog even spelen na het eten”, deelt kleindochter mee. Als ze maar niet gaan glijden in de sneeuw. Nee, het wordt Roodkapje. Zij is Roodkapje, rode keukendoek om haar koppie en haar broertje is de jager. Ik ben de grootmoeder en opa is de wolf. Broertje weet niet goed hoe hij zijn functie moet invullen, maar zijn zus heeft het script in haar hoofd en bedisselt wie wat moet doen of zeggen. Na een kwartier, als Roodkapje is opgegeten en weer tevoorschijn is getoverd uit de buik van de wolf, dirigeer ik ze naar boven. Tanden poetsen. Pyjamaatjes aan. Boekje lezen. Dan moet kleindochter huilen. Ze weet zeker dat er monsters onder haar bed liggen. “Ik schiet ze allemaal dood. Goed?” bied ik aan. Ze slaat de veldslag nauw gade. “Achter het gordijn zit er nog eentje”, wijst ze. Pief paf poef. Die is er mooi geweest. In het andere kamertje zingt kleinzoon nog steeds het olifantjeslied. Dan vallen ze in slaap. Wij zitten beneden en ik ben er moe van. Logisch dat vrouwen boven hun 45ste meestal geen kinderen meer krijgen. Ik vind oppassen hartstikke leuk. Echt. Maar elke dag? Zo fijn dat we als mensheid niet honderdduizend jaar verliefd zijn. Stel je voor hoeveel kinderen je dan had moeten grootbrengen.

Wieke Biesheuvel is getrouwd met Rob, heeft 3 volwassen kinderen en 7 kleinkinderen. Wieke woonde in bijna alle Nederlandse provincies én in Zambia, maar heeft nu haar hart verpand aan Noordwijk. Ze houdt van LLL: leven, lachen en laat-toch-waaien. En eigenlijk is er nog een vierde L, namelijk die van Libelle-lezeressen.

Op alle verhalen van Libelle rust uiteraard copyright. Linken kan altijd, eventueel met de intro van het stuk erboven. Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@libelle.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden