Carla (64): “Zenuwachtig rijd ik naar het ziekenhuis. Hoe zal ik Bob aantreffen? Twee uur geleden werd ik gebeld door de hartchirurg: ‘De operatie van uw man is goed verlopen, we hebben twee bypasses aangebracht.’ Opgelucht haalde ik adem. Na een nacht vol spanning was positief nieuws meer dan welkom. Ik ben niet eens naar bed geweest, zo nerveus was ik.
Gisteravond werd Bob ineens niet lekker. Zweten, pijn op de borst, misselijk... Bang voor een hartinfarct belde ik direct 112. In het ziekenhuis hoorden we na een dotterbehandeling dat twee kransslagaders bijna helemaal verstopt zaten. Stents in de slagaders plaatsen had geen zin; Bob zou die nacht nog een vier uur durende bypassoperatie krijgen. Dan maakt de hartchirurg van een andere slagader een omleiding om de verstopping heen. Zo krijgt het hart toch voldoende bloed, werd mij uitgelegd. Een hartlongmachine neemt dan tijdelijk de functie van hart en longen over. Huilend nam ik afscheid van Bob. Stel dat de operatie niet goed zou gaan, dan had ik morgen misschien geen man meer. Ze kunnen veel tegenwoordig, maar als je eigen man ineens onder het mes moet, zakt de grond onder je voeten vandaan.
Stabiel
Ik voel me nu stukken beter dan gisteravond. Bij de ic staat een aardige gastvrouw klaar om me op te vangen. Ze vraagt of ik al eens eerder een ic heb gezien. Nee dus, geen idee wat ik kan verwachten. Ik betreed een enorme ruimte waar zeker twintig bedden staan met patiënten erin. Er zijn geen ramen, medisch personeel loopt druk heen en weer en ik zie overal slangen die naar piepende apparaten leiden. Het duizelt me. De gastvrouw brengt me naar een van de twee verpleegkundigen die Bob verzorgen. ‘Hij is stabiel hoor’, zegt die meteen, en brengt me naar Bobs bed. ‘Hij is alleen nog niet wakker.’ Ik herken mijn man bijna niet, hij draagt een operatiehemd en is helemaal roze van de desinfectievloeistof. Ook is hij met allerlei slangen aan monitoren verbonden. Op een krukje naast zijn bed kijk ik vol verbazing naar de twee verpleegkundigen die doorlopend met hem bezig zijn.
Onrustig
Ineens wordt Bob wakker. Of hij me herkent, weet ik niet. Hij beweegt onrustig en is in de war. Het is echt niet fijn om hem zo te zien. Ongelooflijk, gisteravond zaten we nog samen thuis te eten. Ik pak zijn hand en spreek hem liefdevol toe, geen idee of hij er iets van meekrijgt. Na een paar minuten vraagt de verpleegkundige of ik weer wil gaan, want Bobs bloeddruk loopt veel te hoog op. Bezorgd loop ik naar de auto.
Hartinfarct
Op de terugweg pieker ik over wat me de hele nacht al heeft beziggehouden: hoe kon dit gebeuren? Bob is een slanke, sportieve man, een niet-roker. Hij had volgens mij geen klachten. Wel slikte hij al jarenlang statines omdat een hoog cholesterol in zijn familie zit. Heel eng dat je dan toch een hartinfarct kunt krijgen. Thuis bel ik meteen weer met de ic om te horen of Bobs bloeddruk al is gedaald. Dat is zo, het gaat goed met mijn man, vertelt de verpleegkundige. Hij weet zelfs dat ik geweest ben. Dat stelt me enigszins gerust. Als het even kan, mag hij vanavond naar een gewone zaal. Dan kan ik wat langer op bezoek komen.
Afhankelijk
Ik merk dat ik trek krijg. Een goed teken. Vanochtend kreeg ik geen hap door mijn keel. Na de lunch doe ik een dutje op de bank, zo moe ben ik. Ik gooi een wasje in de machine en daarna loop ik naar de buren om te vertellen wat er is gebeurd. Ze schrikken, want ze hebben de ambulance gisteravond helemaal niet gezien. Het is fijn om even met anderen over Bob te praten. Ineens dringt tot me door dat ik best afhankelijk van hem ben. We hebben geen kinderen, weinig familie, een type voor veel vriendinnen ben ik niet. Als ik hem verlies, zal ik me heel eenzaam voelen. Ik weet nog niet hoe, maar daar moet ik wel iets mee.”
Hoe dit verhaal verder ging, lees je hier.