PREMIUMAlma (52) werkte in een tbs-kliniek
Alma (52) werkte in een tbs-kliniek: “Ze goot zo het kokend hete vet over mijn arm”
In de tbs-kliniek waar ze werkte had Alma Tieks (52) geregeld te maken met ernstige bedreigingen door cliënten. Op een dag gaat het echt mis. “Ik voelde een scherpe pijn.”
“Vorig jaar, op een zaterdagmiddag in november, belde mijn man vanaf het voetbalveld. ‘Er is iets ergs gebeurd. Ik kom nu naar huis. Zet de tv niet aan en kijk niet op social media’, zei hij. Ik beloofde het, maar wist meteen dat het over de tbs-kliniek ging waar ik werkte. Mijn man vertelde me dat er drie medewerkers waren neergestoken en één van hen was overleden. Laat het alsjeblieft geen bekende zijn, dacht ik. Laat het geen bekende zijn. Toen ik hoorde dat het om een collega ging met wie ik nauw heb samengewerkt, kreeg ik kortsluiting.
Confronterend
Ik ben een zorgzaam type, altijd geweest. Mijn moeder kreeg kort na haar geboorte polio, waar destijds nog geen vaccin voor was. Ik weet dus niet beter dan dat ik haar met van alles moest helpen, vanwege haar lichamelijke beperking. Dat ik de zorg in ging, was voor mij een logische stap. Ik werkte in een verpleeghuis met chronisch zieken en later in een verpleeghuis voor mensen met dementie. In 1999 wilde ik iets anders en solliciteerde ik bij tbs-kliniek Veldzicht, waar toen net een nieuwe afdeling voor zedendelinquenten werd geopend. Het leek me interessant om met deze doelgroep te werken. Wie zijn deze mensen? Je wordt niet slecht geboren, dus wat was er in hun leven gebeurd dat ze zulke afschuwelijke misdrijven pleegden? Als sociotherapeutisch medewerker begeleidde ik de cliënten vanaf het moment dat hun deur ’s ochtends openging tot ze ’s avonds weer naar hun kamer gingen. Dat betekende samen ontbijten, medicatie verstrekken en zorgen dat ze op tijd op hun arbeidsplek of therapie waren. Verder ging ik mee op verlof en zat ik bij de dadertherapie. Dat was boeiend, maar ook confronterend. Daarbij werd dan specifiek ingegaan op het misdrijf dat ze hadden gepleegd, inclusief procesverslagen en foto’s van de misdrijven.”
Bang
“Het contrast met de baan ervoor was natuurlijk enorm. In de twintig jaar dat ik in de tbs-kliniek werkte, heb ik veel heftige dingen meegemaakt. Cliënten pleegden zelfmoord, staken zichzelf in brand, vielen ons aan en deden seksueel getinte toespelingen. Een man die verliefd op me was had zelfs uitgezocht waar ik woonde. Hij zei dat hij tijdens zijn verlof bij me langs zou komen en dat hij een leegstaand huis had gevonden waar we seks konden hebben. Voor mij was dat heel bedreigend, maar mijn mannelijke collega’s bagatelliseerden zijn gedrag. ‘Hij is het maar, hij doet je niks’, zeiden ze dan. Alsof die man tbs had gekregen voor winkeldiefstal! Natuurlijk, je werkt niet met lieverdjes. Incidenten horen erbij, maar er werd nooit gepraat over wat het met ons als personeel deed. Een van de vrouwelijke cliënten op de afdeling bedreigde mij en mijn vrouwelijke collega’s. ‘Ik zoek jullie thuis op, jullie gaan eraan’, riep ze dan. Ook hiervan maakten we melding. De leiding loste het op door haar voortaan alleen door mannen te laten begeleiden. Maar de vrouwelijke collega’s kwamen haar nog steeds tegen op de afdeling. De mannen deden lacherig als we zeiden dat we bang voor haar waren, maar we hebben vaak tegen elkaar gezegd dat het op een dag mis zou gaan.
Verbrand
Dat gebeurde. Op die bewuste dag hadden we een personeelstekort. Dat kwam wel vaker voor. Volgens het protocol moesten er drie werknemers op een groep van tien cliënten staan, maar we waren met z’n tweeën. Mijn collega was op kantoor aan het rapporteren terwijl ik met een cliënt de afwas deed. Plotseling kwam die vrouw met een pan in haar handen op me af. Ze keek me indringend aan en goot zo het kokend hete bakvet over mijn arm. ‘Dit is je verdiende loon’, schreeuwde ze. Ik voelde een scherpe, brandende pijn en rook de geur van verbrand vlees. Toen werd het zwart voor mijn ogen. In het ziekenhuis bleek dat ik tweedegraads brandwonden had. Ik voelde me verdoofd, maar een paar dagen later kwam het besef binnen. Dit was precies waar wij altijd voor gewaarschuwd hadden. De kliniek raadde me af om aangifte te doen, maar dat heb ik wel gedaan. Uiteindelijk werd de cliënt wegens gebrek aan bewijs vrijgesproken. Toen ze het vet over me heen gooide, was er alleen een andere cliënt in de keuken. En iemand die in tbs zit, is geen geldige getuige. Van mijn werkgever kreeg ik een schadevergoeding van zesenhalfduizend euro voor de fysieke schade, maar nazorg of een evaluatie was er niet. De kliniek concludeerde alleen dat ik niet in mijn eentje op de afdeling had mogen zijn. Ja, dat was niet gebeurd als er geen personeelstekort was.”
Incidenten
Veldzicht was tot 2013 een tbs-kliniek, tegenwoordig is het een Centrum voor Transculturele Psychiatrie. De instelling biedt (forensisch) psychiatrische zorg aan patiënten met een veelal niet-Nederlandse achtergrond. Uit cijfers van de Dienst Justitiële Inrichtingen was in de afgelopen vijf jaar acht keer sprake van fysieke agressie in de kliniek. Incidenten komen in Veldzicht volgens de Volkskrant niet vaker voor dan op andere plekken voor tbs-patiënten, al zijn de cijfers niet helemaal te vergelijken, omdat de kliniek ook afdelingen heeft met niet-tbs’ers.
Bron: De Volkskrant.
Flashbacks
“Na een paar maanden ging ik weer aan het werk. Ik was overgeplaatst naar een andere afdeling, zodat ik die vrouwelijke cliënt niet zou tegenkomen. Ik merkte dat ik snel moe en overprikkeld was. Als iemand tegen me begon te praten terwijl de tv aanstond, trok ik dat totaal niet. Een jaar later kwam ik opnieuw thuis te zitten, nadat ik bij een auto-ongeluk een whiplash had opgelopen. Toen ik re-integreerde, mocht ik werken op de boerderij met tbs’ers die aan het resocialiseren waren. Dat vond ik fantastisch, want buiten had ik minder last van prikkels. En toen viel er opeens een brief op de mat: de kliniek moest bezuinigen en ze wilden mij gedeeltelijk ontslaan. Nadat mijn advocaat dat had aangevochten, wilden ze me helemaal ontslaan. Omdat ik alle rechtszaken over mijn onterechte ontslag won, moest de kliniek me steeds opnieuw vervangend werk aanbieden. Ondertussen ging het steeds slechter met mij. Ik sliep niet, de muren kwamen op me af en ik kreeg steeds vaker nare flashbacks. Dan zag ik die vrouw weer voor me staan met die pan, of die man die zich had verhangen. Mijn huisarts wilde me laten testen op PTSS. Daar begreep ik niets van. Dat was toch iets voor mensen uit het leger? Ik schaamde me toen ik in de wachtkamer van het Psychotrauma Diagnose Centrum in Diemen zat. Daar zaten ook twee militairen die in Uruzgan hadden gevochten. Zij hadden een échte oorlog meegemaakt. Wat deed ik hier? Maar na een dag vol onderzoeken vertelden de psychiaters dat ik inderdaad een zware vorm van beroepsgerelateerde PTSS heb. Ik huilde van opluchting toen ik dat hoorde. Eindelijk was er een diagnose, ik had me dus niet aangesteld.”
Bij het spoor
“Hoewel ik intensieve therapie moest volgen, was er geen groep waarin ik terechtkon. Er waren groepen voor getraumatiseerde militairen en politieagenten, maar niet voor mensen zoals ik. De psychiaters probeerden van alles, maar ik ging steeds verder achteruit. In die tijd heb ik vaak bij het spoor gestaan. Een eind aan mijn leven maken leek op die momenten de enige manier om van die geestelijke pijn af te komen. Maar mijn kinderen weerhielden me ervan om het daadwerkelijk te doen. Als ik hen niet had gehad, was ik er nu niet meer geweest. Het is nu tien jaar geleden dat ik thuis kwam te zitten, een groot deel van het leven van mijn zoon en dochter. Ze zullen het nooit zeggen, maar toch heb ik het gevoel dat ik er niet voor de volle honderd procent voor ze ben geweest. Mijn strijd voor gerechtigheid beheerst mijn leven. Ik heb dan wel PTSS opgelopen op het werk, maar ik kan het niet zwart op wit bewijzen. Daarom heb ik de rechtszaak verloren. Dat ene incident is destijds afgekocht, maar van alle andere traumatische gebeurtenissen is geen rapportage meer, omdat de kliniek is overgestapt op een nieuw systeem. Sinds de dood van mijn oud-collega heb ik een appgroep met een paar andere oud-collega’s. Doordat ik het met hen kan hebben over wat er allemaal is gebeurd voel ik me niet meer zo alleen. Bovendien wordt er ook veel gelachen, want we hebben natuurlijk ook leuke dingen meegemaakt. Het werken in de kliniek was niet alleen maar slecht. Ik heb er ontzettend veel geleerd.
Strijdlust
Dankzij een stichting heb ik dit jaar eindelijk een behandeling gevonden die aanslaat. Mijn therapeut heeft zelf PTSS gehad en hij weet precies wat hij moet doen als ik een paniekaanval of flashback krijg. Ik doe elke ochtend een wandelmeditatie en mijn hulphond Liesje is een grote steun. Mijn gezin merkt het ook. ‘Je bent zachter geworden, liever voor jezelf’, zeggen ze. Toch ben ik ook strijdlustiger geworden, zeker na wat er met mijn oud-collega is gebeurd. Soms vragen mensen waarom ik het verleden niet kan loslaten, zodat ik door kan met mijn leven. Dat gaat niet, ik ben voor tachtig procent afgekeurd door wat ik in de kliniek heb meegemaakt. En ik doe het niet alleen voor mezelf, ik wil me blijven inzetten voor een veiligere werkomgeving voor personeel in tbs- en psychiatrische instellingen. Natuurlijk moet je realistisch zijn: met zo’n complexe doelgroep kan er altijd iets gebeuren en dat is niet de schuld van de kliniek. Maar er zijn door de jaren heen te veel incidenten geweest die voorkomen hadden kunnen worden als er naar het personeel was geluisterd en er goede nazorg was geweest.”
Zwarte dag
Op 5 november 2022 werd in de psychiatrische kliniek Veldzicht in Balkbrug een 43-jarige medewerkster doodgestoken door een patiënt. Twee andere werknemers raken gewond. Hoe het ondanks de zware beveiliging in de instelling zo mis kon gaan, wordt op dit moment intern en door meerdere inspecties onderzocht. Dodelijke incidenten in tbs-klinieken zijn in Nederland zeldzaam, maar met deze heftige doelgroep is geweld volgens deskundigen soms niet te voorkomen.
Reactie van CTP Veldzicht
Directeur Hanny van Geffen van CTP Veldzicht:
“We willen – ook in de media – graag vertellen waar Veldzicht voor staat, welke lastige taak we hebben en hoe we onder soms lastige omstandigheden ons werk doen. We hebben ook de goede gewoonte om publiekelijk geen uitspraken te doen over (voormalige) individuele medewerkers en patiënten. Dus inhoudelijk kunnen en willen we niet ingaan op het beeld zoals dat in dit verhaal wordt geschetst. Ik ben nu bijna twee jaar directeur van Veldzicht en trots op het werk dat hier 24 uur per dag, zeven dagen per week wordt verricht door betrokken, bevlogen en professionele collega’s.
Uiteraard sluit ik niet mijn ogen voor de incidenten die zich hier, en dat brengt onze doelgroep ook met zich mee, helaas soms afspelen. Het afschuwelijke incident van 5 november jl. heeft bij ons allemaal diepe sporen achtergelaten en is een wond die nooit heelt. Er lopen diverse onderzoeken om goed in beeld te brengen wat er precies is gebeurd en in hoeverre we alles goed op orde hadden. Ik heb mijn medewerkers verzekerd dat alles gezegd mag worden en gevraagd om in alle openheid en eerlijkheid mee te werken aan die onderzoeken. Als hieruit verbeterpunten of aanbevelingen naar voren komen, gaan we daar uiteraard mee aan de slag.
Wat er is gebeurd kunnen we helaas niet ongedaan maken. Hoe graag we dat ook willen. Er is nog steeds volop aandacht en nazorg voor alle betrokkenen. Ook voor oud-medewerkers, omdat ik heel goed begrijp dat ook voor hen de impact groot is. Vandaar dat we in november alle oud-collega’s hebben uitgenodigd voor een bijeenkomst. Net als dat voor mijn medewerkers geldt, staat ook voor oud-medewerkers mijn deur altijd open.
Er was en is verdriet, ontzetting en verslagenheid. Maar er is ook vastberadenheid, energie en saamhorigheid om samen de schouders er onder te zetten. Als Veldzicht hebben we een belangrijke maatschappelijke opdracht te vervullen. Als directeur sta ik vierkant achter mijn personeel. Ik prijs me gelukkig met met mijn mensen die elke dag maar weer hun uiterste best doen om patiënten die psychisch in de war zijn de hulp en ondersteuning te bieden die deze personen nodig hebben. Dat blijven we doen. Samen.”
Styling: Maartje van den Broek Haar en make-up: Wilma Scholte Kleding: Freequent (broek, gestreepte trui), Claudia Sträter (bloes), Mango (jasje, oorbellen), Zara (sneakers)