Janneke Beeld Getty Images/EyeEm
JannekeBeeld Getty Images/EyeEm

PREMIUM

Janneke & het hospice: “Mevrouw T. kijkt naar de dode duif: ‘Het was me een klap!’”

Janneke Siebelink

Een dode vogel zorgt voor interessante gesprekken in het hospice.

Er is een moord gepleegd. Ik kijk naar het uiteen gereten karkas, het geronnen bloed. Geknakte vleugels, veren her en der. De onbestemde vlek op het raam.

“Het was me een klap!” zegt mevrouw T. (89) opgetogen. Ze veert op, wappert met haar armen. “Ik zag haar op me afkomen. En toen zomaar...” ze last een paar seconden stilte in voor extra drama, “en toen zomaar BOEM! Ze was op de vlucht, voor een grote meeuw. Ik zag hem neerstrijken naast het lijfje en erin pikken. Ze is om het leven gebracht!” Ze slaat haar armen als vleugels om zich heen, zakt terug op de stoel. “Toch zou ik een vogel willen zijn. Hoog in de lucht, in een warm land met veel vis”, mijmert ze terwijl ik de resten van de duif van het balkon opruim.

Gefeliciteerd, je bent typisch een kip

“Welke vogel zou u willen zijn?” vraag ik, nadat ik mijn handen heb gewassen en we afscheid hebben genomen van de overledene in een pedaalemmerzakje met een liedje op verzoek van mevrouw T.

“Een ekster. Volgens mijn man – ze slaat een kruisje – was ik dat in een vorig leven. Alles wat glimt, trekt mijn aandacht.”

“Dit was geen ekster.” Gelukkig, denk ik er achteraan.

“Duiven zijn natuurlijk een beetje dommig,” gaat mevrouw T. verder zonder acht te slaan op wat ik zeg, “vliegende ratten noemden we ze vroeger. Mijn broertje heeft de papegaaienziekte gehad, een soort longontsteking. Daar kon je dood aan gaan. Duiven veroorzaken die ziekte. Toeristen die op de Dam zo vrolijk die vogels eten voeren, creëren een soort all you can eat-restaurant voor die fladderaars. Eigenlijk is het dierenmishandeling; ze worden er dik en lui van.”

“Wie?” Meneer L. (73) is de woonkamer binnengerold en parkeert zijn rolstoel naast mevrouw T. “De Amerikanen?” Meneer L. heeft een Amerikaanse tongval, maar wil niet aan zijn oorsprong herinnerd worden, hij schaamt zich voor zijn land.

“Nee, de duiven, we hebben het over duiven”, zegt mevrouw T.

“En over welke vogel je zou willen zijn”, vul ik aan.

“Mmm... dat is een interessante vraag”, lispelt meneer L. “Je kunt een test doen om te ontdekken welk dier je bent, op de site van World Animal Protection. Zoek maar op.” Hij wijst naar mijn telefoon die op het aanrecht ligt. Nieuwsgierig als ik ben typ ik de website in en beantwoord zes vragen met als resultaat: ‘Gefeliciteerd, jij bent typisch een kip! Jij bent een echte levensgenieter! Het liefst relax je samen met je vrienden of familie in een zonnig oord. Maar dat is niet je enige kwaliteit, want je bent ook nog eens slim en sociaal. Je gaat graag de discussie aan... En gaat er dan vol voor.’ Ik herken me hier weliswaar niet helemaal in, zeker niet wat de discussie betreft als professioneel conflictvermijder, maar ik leg me bij mijn lot neer wanneer ik mevrouw T. en meneer L. goedkeurend zie knikken.

Verzet

“En u? Welke vogelsoort zou u willen zijn?” vraagt mevrouw T. “U kunt uit heel veel vogels kiezen hoor, roodborstje, goudvink, winterkoning, boomklever, Turkse tortel, kra...”

“Vogelvrij”, onderbreekt meneer L. haar. Meneer L. woont in de Rivierenbuurt in Amsterdam. In 1970 kwam hij als deserteur naar Nederland omdat hij niet mee wilde vechten in de Vietnamoorlog. Een half jaar geleden kwam hij naar dit hospice om te overlijden, maar hij kon zich niet neerleggen bij de prognoses van de artsen – verzet zit diep in hem geworteld – dus vertrok hij weer. Eenmaal thuis verslechterde hij snel en nu is hij hier om te blijven.

“Vogelvrij is niet iets goeds toch?” Mevrouw T. kijkt hem vertwijfeld aan. “Dan kan iedereen en alles je pakken. Zoals de meeuw de duif greep.”

“Dat kan wel zo zijn, voor mij klinkt het woord goed. Niemand is onaantastbaar. Niemand kan ontsnappen aan zijn lot. We zijn allemaal vogelvrij. Als iedereen dat wat meer tot zich liet doordringen, werd er misschien wat meer geleefd in plaats van gerend, gepland en kapotgemaakt.”

Mevrouw T. en ik vallen stil van zoveel wijsheid en staren door de ramen naar de lucht waar spreeuwen een betoverende dansvoorstelling geven. “’Tis ook niet altijd goud wat er blinkt”, fluistert ze tegen meneer L. “En ik kan het weten, ik was een ekster.”

null Beeld

Janneke Siebelink (47) kookt één dag in de week als vrijwilliger in een hospice. Voor Libelle schrijft ze over de bewoners van het hospice, die veelal in hun laatste levensfase verkeren. En leert ze: in de nabijheid van de dood, is het leven groots.

Op alle verhalen van Libelle rust uiteraard copyright. Linken kan altijd, eventueel met de intro van het stuk erboven. Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@libelle.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden