PREMIUM
De vader van Carella (68) zat bij de SS: “Ik ben zijn dochter en dat wíl ik ook zijn”
De vader van Carella (68) zat bij de SS. Het kostte Carella veel moeite te leren omgaan met de keuzes die hij destijds maakte. Dit is haar verhaal uit het boek Vader zat bij de SS van Rick Blom.
“Lang had ik het gevoel dat ik moest goedmaken wat mijn vader verkeerd had gedaan. Ik bezocht Auschwitz en verschillende andere kampen. Het was verschrikkelijk om daar te zijn, om te zien wat het allemaal inhield. In een poging het een plek te geven, sprak ik erover met mediums en helderzienden. Die zagen in Auschwitz naast het donker ook licht. Er zijn daar zoveel mensen naartoe gegaan om het verdriet weg te wassen of te verzachten. Ik liep er met een beklemd gevoel rond, maar op een bepaalde manier voelde het ook lichter door alle liefde en mededogen die daar al naartoe zijn gebracht.”
Ingewikkelde zoektocht
Een jarendertigwoning. Carella Hommes (1955) zit thuis aan een ovale eettafel. Ze draagt een beige broek met een blouse en wollen vest in aardetinten. Ze heeft een bril met een licht montuur en halflang donker grijzend haar. Op tafel ligt een gedicht dat ze in 2014 schreef. Over Auschwitz, over haar bezoek aan dat voormalige vernietigingskamp in Polen. De reis was niet alleen onderdeel van haar jarenlange zoektocht om zich los te maken van haar vader, het was ook een boetedoening. Daarnaast vroeg ze om hulp. Ze volgde cursussen en therapieën. Carella: ““Ik deed veel familieopstellingen. Aanvankelijk was dat lastig. Mijn vader wilde daarin niet buigen. Geen nederigheid tonen. Dan dacht ik boos: man, doe! Ik vond hem zo’n lul. Totdat een helderziende, in wie ik veel vertrouwen heb, zei: ‘Ik knip die verbinding met je vader door. Neem je verantwoordelijkheid voor je eigen leven en stal dat niet bij hem.’ Dat was de uitkomst: hij was de vader, ik ben het kind. Zijn sores nam ik niet meer mee. Ik heb dingen geschoond. Daarna kon ik weer verder leven.”
“Al die hulp, die lange en ingewikkelde zoektocht naar bevrijding, deed ik voor mezelf, voor hem en voor de hele familielijn. Onze dochters – o, dan schiet ik een beetje vol – zijn me daar dankbaar voor. Het was ook bedoeld om hen niet te belasten. Om niet de hele zooi die ik op mijn bordje heb gekregen bij hen in de schoot te werpen. Ik wilde dat het bij mij stopte.”
Begeistert van de nazi-ideologie
Haar vader Jan was volgens Carella begeistert van de nationaalsocialistische ideeën, van de wederopbouw in Duitsland, de architectuur, van al die wegen die werden aangelegd, van de daadkracht en ook van het mystieke dat in die nazi-ideologie zat. Mannen onder elkaar, dat vond hij fijn. “Het sprak hem allemaal enorm aan”, zegt Carella. “Bij de Waffen-SS had hij een heerlijke tijd als oorlogscorrespondent. Hij hield van reizen, van spannende dingen. Hij ging diep Polen en Rusland in, en later in de oorlog in een onderzeeër naar de andere kant van de wereld. Avonturieren, prachtig. En dan kreeg hij ook nog wat artikelen geplaatst in kranten. Zijn familie waardeerde het ook nog eens, want die hadden dezelfde sympathieën. Voor hen was zijn keuze voor de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) en later de Waffen-SS geen probleem. Mijn vader was vierentwintig en hij wilde, ja, léven. Gek, hè? Dat je dan niet op een gegeven moment toch die andere kant ziet? Dat je niet ziet wat het doet met oorlogsslachtoffers, met de Joodse bevolking. Ik kan me niet voorstellen dat hij het niet wist.”
Na de oorlog begon het drinken
Carella kan zich niet herinneren wanneer ze voor het eerst beseft dat haar vader bij de Waffen-SS diende. Thuis wordt nooit over de oorlog gesproken. Er spelen andere dingen. Als het gezin terug is na een verblijf in Nieuw-Guinea waar Hommes na de oorlog een baan vindt, wordt er in Nederland een jongste zusje geboren. Jan Hommes is niet de vader. Hij gaat drinken. Jonge jenever, in grote hoeveelheden. Om de herinneringen uit de oorlog weg te spoelen, om het verleden te benevelen, om het vreemdgaan van zijn vrouw en het kind dat daaruit voortkomt en om hoe de twee echtelieden uit elkaar groeien.
Hommes begint met drinken als Carella een jaar of acht is en hij stopt daar niet mee tot hij in 1991 overlijdt. Carella is dan zesendertig. Door de drank wordt hij verbaal agressief, maar hij slaat nooit. Carella: “Het ergste vond ik een keer toen hij buiten op straat stond, gekleed in zijn onderbroek mijn moeder stond uit te schelden die net van de tennisbaan kwam: jij hoer, jij zus, jij zo... Dat vond ik verschrikkelijk. Ik was twaalf, dertien. Ik laveerde er maar een beetje doorheen. Door volgzaam te zijn. Door te sporten. Elke dag had ik wel een activiteit. Ik zocht het buiten de deur.”
Het drankgebruik van Jan Hommes komt niet alleen door zijn ervaringen in de oorlog, of door de ontdekking dat de jongste dochter niet van hem was, denkt Carella. Het was volgens haar ook door frustratie over wat hij had kunnen worden, maar nooit werd. “Hij was een intelligente man die het ver had kunnen schoppen als hij andere keuzes had gemaakt. Uiteindelijk had hij een goed betaalde baan bij het ministerie van Landbouw. Hij was hoofdadministrateur van het hoofdproductschap van granen, zaden en peulvruchten tot hij, door zijn drankgebruik denk ik, niet meer houdbaar was. Hij is toen met een soort douceurtje de deur gewezen.”
Een hoger doel
De vraag rijst hoe het kan dat een intelligente man als Jan Hommes de keuzes maakte die hij gemaakt heeft? Carella weet het niet. “Misschien deels door een gebrek aan zelfreflectie. En door een verstoord beeld van de werkelijkheid in de oorlog. Na de oorlog kreeg hij die baan bij de Europese Gemeenschap. Hij beschreef dat als werken voor hetzelfde ideaal als dat van de nationaalsocialisten: een verenigd Europa. Dat had hij als hoger doel. Dat in de oorlog daarvoor miljoenen mensen werden vermoord, nam hij kennelijk voor lief. Dat hij dat niet wilde zien, niet kón zien, begrijp ik niet. Hij was verslaggever aan het front. Hij zag verschrikkelijke dingen: platgebrande dorpen, stromen vluchtelingen, mensen die zijn vermoord. Dat moet wel. Maar als je dan denkt, zoals hij, dat dat allemaal gebeurt voor het hogere doel, en dat het nodig is om dat doel te bereiken, dan deed hij dat dus uit zijn overtuiging het goede te doen.En ja, wat is dan goed en fout? Ik probeer in mijn leven in het midden de balans te vinden en uit het oordeel te blijven. Ik weet namelijk niet waartoe iemand hier op aarde is gekomen.”
“Wat me wel opluchtte, was dat hij in zijn persoonlijke sfeer ook Joodse mensen kende – ik aarzel om Joden te zeggen, merk ik, dat heeft een soort denigrerende klank of zo – en die mensen niet heeft verraden of aangegeven.”
Hij was geen boef
De vragen blijven. “Hoe heb je die tijd beleefd? Wat wist je nou? Wat wist je echt?” Carella zou het haar vader graag voorleggen. “Wat motiveerde je om jouw keuzes te maken. Stond je er bij stil toen je zag wat daar de consequenties van waren? Dacht je er over na of je daar dan ook voor wilde staan? En: wat heb je er van geleerd? Hoe kijk je er nu tegenaan?” Carella weet niet of ze antwoord op dat soort vragen zou hebben gekregen. Ze vreest ook dat haar vader zou zijn blijven hangen in zijn denkbeelden van toen. Toch vindt ze hem ‘geen boef’, zegt ze. Wel ‘een avonturier’ en ‘verblind op sommige vlakken’. Arrogant in zijn overtuigingen was hij ook, zegt ze. Een man die een beetje neerkeek op NSB’ers en mensen met een lagere opleiding. “Die vond hij miezerig. Hij had het gevoel bij de elite te horen. Als SS’er ging je er écht voor. Het antisemitisme hoorde er voor hem gewoon bij, denk ik. Dat nam hij voor lief. En toch geloof ik niet dat ik hem een boef vind. In een boef zit een hele slechterik. En dat was hij niet. Hij hielp ook mensen die hij kende die het niet breed hadden, zoals een dame die kunstenaar was. Hij kocht anoniem twee werken van haar om haar financieel te steunen. Je moet je dan toch enigszins in een ander kunnen verplaatsen, in iemand die het minder goed heeft dan jij.”
Leren ermee omgaan
Ze vertelt er blijmoedig over. Om zover te komen, leren om te gaan met het gezin waaruit ze komt, kostte haar een burn-out en bloed, zweet en tranen, zegt ze. “Heel lang was ik liever in een ander, harmonieus gezin opgegroeid. Nu denk ik dat het me ook heeft gemaakt wie ik ben. Anders was ik misschien niet zo op zoek gegaan naar mezelf. Nog steeds vind ik het lastig om liefde en aandacht ten volle te omarmen. Dan denk ik: voor mij? Dat bestaat niet. Toen Frank ik en vijfendertig jaar getrouwd waren, hadden mijn kinderen een liedje gemaakt. Zo lief.” En dan, huilend: “‘Mam, je bent goed zoals je bent’, zongen ze voor me. Dat is nog steeds iets dat me raakt.”
De vraag is of ze zich na al die jaren verzoend heeft met haar vader. “Ik geloof het wel. Ik had een vader die in de oorlog SS’er was, maar ik had ook een vader die verschrikkelijk veel van me hield en die op zijn manier het beste uit me wilde halen. Ik ben zijn dochter, en dat wíl ik ook zijn. Jaren droeg ik de achternaam van mijn man. Ik heette Van der Leeuw. Het was praktisch, ik hoefde niets uit te leggen. Nu draag ik mijn eigen naam. Geen geheimen meer. Dat heb ik óók door mijn vader geleerd. Ik ben Carella Hommes.”
Tijdens de Tweede Wereldoorlog dienden ongeveer 25.000 Nederlanders de Waffen-SS. Nederland leverde daarmee meer manschappen aan deze militaire tak van de SS dan enig ander land in Noordwest-Europa. Wie waren zij? Waarom meldden ze zich bij de SS? En ook: wat doet het met een kind als je vader zo’n keuze maakt? In het boek Vader zat bij de SS vertellen negen van hen – sommigen anoniem – hun persoonlijke verhaal. Dit boek gaat niet alleen over leven in een getraumatiseerd gezin en over het zoeken naar een eigen identiteit. Het is ook een verhaal over gevoelens van schuld en boete en het laat zien dat opgroeien als kind van een vader met een dergelijk verleden een worsteling is die vaak een leven lang duurt. Zo is dit uiteindelijk een verhaal over een oorlog die nooit voorbijgaat.
Libelle.nl publiceerde ook het verhaal van Ingrid uit het boek Vader zat bij de SS. Sinds zij op haar 24e hoorde dat haar vader bij de SS zat, worstelt ze met schuldgevoelens. “Het was alsof de angst die ik als kind had, ineens een plek kreeg. Ik deed meteen mijn handen op mijn oren en liep naar de keuken. Niets wilde ik er nog over horen. Er werd ook niks meer gezegd, geen details, geen uitleg, geen woord.”