PREMIUM
Wilmi’s zoon (18) leeft als een kluizenaar: “Ik ben boos geworden, verdrietig, begripvol, maar niets hielp”
“Pak hem gewoon stevig aan”, wordt vaak tegen Wilmi (48) gezegd als ze vertelt dat haar zoon Freek (18) zijn kamer nauwelijks uitkomt. Daarom zwijgt ze liever.
“De gordijnen blijven ’s morgens lang dicht. Naar school gaat Freek allang niet meer. Als hij wakker is, vaak laat in de ochtend, kruipt hij achter zijn computer. Hij gamet veel, of hij slaapt, want hij is altijd moe. Hij ging zonder diploma van school en sinds anderhalf jaar zit hij eigenlijk alleen maar thuis. Op zijn kamer. Dat is niet iets waarover je als moeder graag praat. Ik heb het wel geprobeerd, maar mensen begrijpen het niet. ‘Pak hem gewoon stevig aan’, dat soort adviezen krijg je dan. Alsof ik dat niet heb geprobeerd. Tussen al die succesverhalen van moeders over hun kinderen, die weet-ik-veel-wat presteren, is het niet leuk om te vertellen dat jouw achttienjarige nauwelijks de deur uit komt. Laatst vroeg iemand hoe het voor mij is en dat raakte me. Opeens leek het alsof er een vergrootglas op de situatie werd gelegd. Ik wil gewoon dat mijn kind gelukkig is en dat is hij op het moment niet. Ik wil dat hij bezig is met zijn toekomst en plezier heeft in het leven. Dat hij contact maakt met anderen en op stap gaat. Nu functioneert hij alsof hij in een bejaardenhuis zit, op een heel laag tempo, met nauwelijks variatie. Ik kan me gewoon niet voorstellen dat hij zich happy voelt.
Eigenzinnig kind
Ik vond het heerlijk om moeder te worden. Freek is mijn oudste van twee kinderen, een lekkere baby. Als peuter ontwikkelde hij een eigen willetje. Het viel anderen ook op dat hij erg wijs was voor zijn leeftijd. Al heel vroeg sprak hij in volzinnen, zodat mensen soms zeiden: ‘Jee, komt dat uit de mond van zo’n klein mannetje?’ Wat je noemt een oude ziel. In wat hij interessant en leuk vond, ontwikkelde mijn zoon zich snel. Hij leerde zichzelf lezen en schrijven, al voordat hij naar school ging. Een sterk karakter, dat zat er toen al in. Straffen was lastig. Als hij wat lelijks tegen een ander kind zei en ik wilde dat hij zijn excuses aanbood, dan antwoordde hij dat hij dat echt niet ging doen. Hij meende het, dus waarom zou hij het intrekken? Niet dat hij een pestkop was, maar wel erg eigenzinnig. Als moeder was dat soms lastig, omdat ik moeilijk vat op hem kreeg. Bij Freek ging het nooit zoals je verwacht. Dacht ik hem blij te maken met kaartjes voor de Efteling, dan zei hij doodleuk dat hij geen zin had. En dan ging hij ook echt niet mee. Als we hem meesleepten naar een familiefeestje, dan vroeg hij de hele tijd wanneer we naar huis gingen. Als hij met vriendjes speelde, dan moesten ze de spelletjes doen die híj leuk vond. Niet omdat hij de baas wilde spelen, maar anders vond hij er gewoon niets aan. Dan speelde hij liever alleen.
Ik maakte me wel zorgen. Zeker toen Freek zei dat hij zichzelf zou neersteken als hij een mes had. Een jochie van een jaar of tien zou zulke dingen toch niet moeten zeggen? De huisarts wuifde het een beetje weg, ik moest me maar niet te veel zorgen maken. Als het erger werd, kon ik aan de bel trekken. Ik probeerde niet te bezorgd te zijn. Mijn zoon had wel vriendjes en zat op hockey. Niet zozeer vanwege de gezelligheid in het team, maar hij vond het spel leuk. Dat was tenminste iets.
Het ging bergafwaarts
Freek verheugde zich op de middelbare school. Vooral wiskunde en natuurkunde leken hem erg leuk, maar die vakken vielen hem enorm tegen. Hij dacht dat er flinke verdieping zou komen, met proefjes en speciale dingen, maar dat gebeurde niet. Hij kreeg een vwo-advies, maar in de tweede ging het bergafwaarts. Later bleek dat hij de druk die hij op school voelde, het moeten presteren, zwaar vond. Steeds een ander vak en een andere leraar vond hij ook lastig. Alle kinderen moesten een enquête invullen voor de schoolverpleegkundige, die vervolgens contact met ons opnam. Aan de hand van zijn antwoorden had ze het gevoel dat hij niet lekker in zijn vel zat. Dat herkenden mijn ex-man en ik wel. Hij ging met tegenzin naar school en zijn cijfers werden steeds slechter. De ingeschakelde schoolarts dacht aan een stemmingsstoornis en iets van autisme. Het was confronterend om te horen dat er iets met mijn kind aan de hand was. Aan de andere kant vielen er ook dingen op hun plek. De schoolarts adviseerde ons om het even aan te kijken. Als onze zoon zich in de derde nog steeds niet oké voelde, dan konden we bij hem aankloppen.
Er kwam geen drie vwo, want Freek stapte over naar de havo. Aan het begin van het schooljaar was hij zo moe, dat hij soms moest spugen van vermoeidheid. De uitnodiging van de schoolarts om aan de bel te trekken als het niet goed ging, verdween naar de achtergrond. Mijn kind zou toch niet de ziekte van Pfeiffer hebben? Uit bloedonderzoek kwam niets. Ook de kinderarts bij wie we vervolgens terechtkwamen, kon geen oorzaak vinden.
Niets hielp: boos worden, verdrietig, begripvol...
Op advies van het centrum voor geestelijke gezondheidszorg in onze woonplaats gingen we naar een therapeut, iemand die ik via een collega kende. Haar dochter zat met zichzelf in de knoei en was er dankzij de hulp van deze vrouw uitgekomen. Bij Freek werkte de behandeling niet, want hij deed niets met de adviezen die hij kreeg. Hij ging van psycholoog naar therapeut, maar niemand kon hem helpen. Totdat we na een hele reeks testjes te horen kregen dat hij inderdaad een ‘stemmingsstoornis aan een autisme verwant spectrum’ had. Omdat ik zelf al een tijdje dacht dat mijn kind depressief was, was het fijn om een verklaring te hebben, al verbeterde de situatie niet. Freek vertelde me dat hij over de dood nadacht. Op de vraag wat hij leuk vond in het leven, zei hij: ‘niets’. Sowieso kwam op de vraag ‘waar heb je zin in?’ steeds vaker het antwoord: ‘nergens in’. Hij ging van havo naar vmbo-tl, het bleef maar bergafwaarts gaan. Hij was moe, had buikpijn en kwam steeds minder buiten. Inmiddels liep ik op mijn tandvlees. Ik wist het gewoon niet meer, voelde me machteloos. Ik was ’s morgens uren bezig om hem de deur uit te krijgen. Ik heb hem weleens aangekleed terwijl hij nog in bed lag. Een moeder die haar puberzoon als een klein kind zijn kleren aantrekt, het was vreselijk. Ik ben boos geworden, verdrietig, begripvol, maar ik kreeg Freek niet in beweging. Op geen enkele manier. Hij wilde niet, het was hem te veel. En mij ook. Behalve met mijn ex kon ik er met niemand over praten. Mensen begrepen het niet, en dat kon ik ze ook niet kwalijk nemen. ‘Je zoon is gameverslaafd, hij heeft gewoon zijn ritme omgedraaid’, ik heb het allemaal zo vaak gehoord. Ik kon er niets mee. Als ik zijn computer een week afpakte, haalde hij zijn schouders op. Hij bleef op zijn kamer en zei dat hij volgende week dan wel weer op de computer ging. Hij trok volkomen zijn eigen plan.
Leven als een kluizenaar
Op zijn zeventiende wilde Freek niet meer naar school. Ondanks praten, overhalen, beloftes voor leuke dingen, smeken... hij ging niet meer. Gewoon helemaal niet. Hij is een tijdje opgenomen geweest in een GGZ-instelling voor jongeren, maar dat leverde niets op. Mijn conclusie is dat hij afgezien van de autismespectrum-kenmerken – zoals geen talent voor sociale contacten en moeite met verandering – hooggevoelig en slim is. Op sommige gebieden te slim, denk ik. Door al zijn frustraties, dingen moeten doen die hij niet wil doen, is hij helemaal vastgelopen. Hij zoekt een uitdaging in de maatschappij, maar welke weet hij niet en samen hebben we die nog niet kunnen vinden. Inmiddels leeft hij als een kluizenaar. Afgelopen zomer ging hij voor het eerst niet mee op vakantie. Ik vond het best spannend, maar Freek vond het heerlijk om alleen te zijn. Mijn moeder hield een oogje in het zeil en behalve een paar keer eten bij zijn vader, kwam hij de deur niet uit. Ik had hem geld gegeven om af en toe wat lekkers of een ijsje te halen, maar dat heeft hij allemaal niet gedaan. Het maakte mij niet meer verdrietig, ik respecteer dat hij een leven op die manier fijn vindt en ik vertrouw erop dat hij op een dag iets vindt dat bij hem past. Hij is goed in Engels en zou best naar Engeland willen. ‘Als ik daar zou gaan studeren, zoek je me dan op?’, vroeg hij laatst. Dat maakte me zo blij. Hij denkt dus na over de toekomst én hij wil dat ik hem daar bezoek. Het is fijn om die kant van hem te zien, die lieve en ook humoristische kant. Hij maakt leuke grappen, ik lig soms dubbel om hem. Het is alleen erg jammer dat hij die kant alleen binnenshuis laat zien.
Zijn zus schaamt zich
Mijn jongste is totaal anders, ik ken geen twee kinderen die zo verschillend zijn. Zij heeft veel vrienden, sport volop en doet het goed op school. Ze zegt er nooit iets over, maar ik denk dat ze het wel moeilijk vindt allemaal. Ze nodigt thuis nooit vrienden uit en ik vermoed dat ze liever geheimhoudt dat haar broer in isolatie leeft. Misschien schaamt ze zich, ik weet het niet. Ik durf er ook niet goed naar te vragen, bang dat ik iets aanboor waarover ze niet wil praten. Ik vertrouw erop dat ze er zelf mee komt als ze er klaar voor is.
Schaamte voor Freek ken ik niet. Wél voor mijn eigen gedrag. Ik heb weleens op het schoolplein staan schreeuwen omdat hij niet wilde komen. ‘Als je nu niet komt, dan laat ik je daar staan!’ Ik heb ik-weet-niet-wat geroepen, maar mijn zoon luisterde niet. Hij kwam niet in beweging en wilde niet naar binnen. Andere ouders zullen wel gedacht hebben... Het meeste schaamde ik me tegenover Freek. Ik had dat gewoon niet moeten doen. Het maakte hem alleen maar ongelukkig.
Het is te verdrietig dat zijn leven tot stilstand is gekomen. Ik houd dit niet bewust geheim, maar liever stop ik het weg, dat houdt het leefbaar. Dat is ook een reden waarom ik er nauwelijks over praat, het doet zo veel pijn. De hoop dat het goed komt, geeft mij moed. Freek heeft hulp van Stichting LEFteam, waar ze ervaring hebben met jongeren die zich terugtrekken uit de maatschappij. Hij gaat daar twee keer per week naartoe en is dan in een veilige omgeving waarbinnen het niet erg is als dingen niet lukken. Hij mag daar doen wat hij wil, in de moestuin werken, met computers aan de gang, foto’s maken, het maakt niet uit. Hij vond het leuk, maar inmiddels is hij zijn interesse wat verloren. Ik ben bang dat hij binnenkort afhaakt, maar kan hem niet dwingen. Ik vertrouw erop dat hij iets vindt waarin hij zijn passie en creativiteit kwijt kan. Die hoop heb ik nodig om dit vol te houden.”
Om privacyredenen zijn de namen veranderd.