Frits Wester – interview

“Mijn vrouw Marjolein heeft wel eens gezegd: ‘Jij leeft het leven van een vrijgezel, maar dan met een gezin.’ Ik wil nou eenmaal graag mijn eigen dingen blijven doen. Maar ik kan ook heerlijk genieten van mijn jongens, hoor.”
Wat voor vader ben je?
“Ik ben een heel strenge vader. Veel strenger dan mijn ouders voor mij zijn geweest. Dat komt doordat ik heel erg mijn eigen gang ging en daarbij zorgde ik nooit voor problemen. Op mijn twaalfde ging ik voor het laatst met mijn ouders op vakantie. Daarna was het: varen, weg, met andere mensen. Ik moest er niet aan denken nog met mijn ouders naar Oostenrijk te gaan. Bij mij thuis had niemand wat met varen en ik vond dat nou eenmaal heel leuk.”
Hoe ben je dan in de politiek terecht gekomen?
“Ik wilde altijd, hoe moet ik het zeggen, wég. Varen. Dingen ondernemen. Me onttrekken aan thuis. Niet om vervelend te zijn, maar om te kijken of de wereld wat groter was dan de Lekstraat in Alkmaar. Ik wilde naar de hogere zeevaartschool. Gewoon, om weg te kunnen.” De zeevaart werd het niet, wel de politiek. “Een kennis van mijn vader was secretaris bij de ARP in Alkmaar en wilde graag een jongerenafdeling oprichten. ‘Is dat wat voor jouw zoon?’, was de vraag. Ik was zestien: politiek, het interesseerde me de rozen. Brommers, meisjes, sporten, dát vond ik leuk. Maar ja, uit beleefdheid ging ik er toch maar naartoe. Toen ik terugkwam, was ik penningmeester en een paar maanden later voorzitter. En op een gegeven moment was het alleen nog maar politiek, politiek, politiek.
Heb je in het gezin altijd aan je verplichtingen voldaan?
“Nou ja, de tafeltjesavonden op school waren niet altijd aan mij besteed. Ik moest ook altijd werken ’s avonds. En dan realiseer je je wel ineens: verdorie, de jongens zitten al op de middelbare school, volgend jaar is het examen. Die zestien jaar zijn voorbijgevlogen.”
Heb je je verbaasd over de verkiezingsuitslag?
“Wat mij zorgen baart, is de wonderlijke onvrede die zich de afgelopen jaren van veel Nederlanders meester heeft gemaakt. Natuurlijk, er kunnen altijd dingen beter en er zijn altijd mensen die het beter getroffen hebben dan andere, maar per saldo zijn we een behoorlijk welvarend land. En uit onderzoeken blijkt dat we zo’n beetje het blijste volkje ter wereld zijn. Toch zijn we ongelofelijk aan het zeuren en zaniken. We hebben met z’n allen hier toch een heel aardig land opgebouwd, ga eens elders kijken, daar is het echt minder. Die ontevredenheid is onnodig en bovendien gevaarlijk. Mensen kunnen er verkeerde conclusies aan gaan verbinden, verkeerde mensen de schuld gaan geven. Of we nemen de overheid niet meer serieus. Dat klinkt misschien raar uit mijn mond omdat juist ik, als journalist, altijd kritisch moet zijn op het gezag.”
Lees het het hele interview met Frits Wester in Libelle 38 op bladzijde 29.
Interview: Gijs Groenteman. Fotografie: Dirk Jan van Dijk.