Interview met de pleegmoeder van Mauro
Anita Marijanovic (40) nam de negenjarige asielzoeker Mauro Manuel in huis. Nu, acht jaar later, is Mauro helemaal ingeburgerd. Maar dat was voor de immigratiedienst niet doorslaggevend. “Ze zeiden doodleuk dat hij binnen twee weken terug naar Angola moest.” ”Mauro zou een terugkeer naar Angola gewoon niet overleven, daar was ik van overtuigd.”
Anita: “Ik zal nooit vergeten hoe Mauro hier op de bank zat toen hij ons de eerste keer bezocht: een klein, mollig mannetje van amper negen jaar. Met grote ogen keek hij de kamer rond, hij was heel stil en teruggetrokken. Al snel biggelden de tranen over zijn wangen, Mauro vond het he-le-maal niets bij ons, wilde het liefst zo snel mogelijk weer weg. Wat moest hij hier nou beginnen, in een klein gehucht in Limburg, met twee mensen van wie hij niet wist of hij ze kon vertrouwen?
Hans en ik hebben het altijd een mooi idee gevonden om andere kinderen te helpen. We hebben een tijdje op Aruba gewoond, daar zijn we voor het eerst pleegouders geworden, van een Antilliaans jongetje, Marco. Toen we met hem terug in Nederland waren, wilden we graag nog een pleegkind. Na wat onderzoek stuitten we op de stichting Nidos, die minderjarige asielzoekers helpt. Zo kwam Mauro in ons leven. Veel wisten we niet van hem. Hij kwam uit Angola, sprak Portugees en het was onduidelijk wie zijn ouders waren. Mauro zelf was vastberaden niets te vertellen. De eerste tijd dat hij bij ons was, trok hij zich op aan Marco. Samen tanden poetsen, met z’n tweeën televisie kijken, zulke dingen. Marco spreekt Papiamento, daar zitten ook wat Portugese woorden bij, dus ze hadden hun eigen manier van communiceren. Pas na een tijdje zocht hij toenadering tot mij, bijvoorbeeld als hij verdrietig was of als er probleempjes op school waren. Na een jaar heeft hij me verteld wat er allemaal was gebeurd. Hij was door zijn moeder op het vliegtuig naar Europa gezet en in Portugal terechtgekomen. Mensen die Mauro wilden helpen, brachten hem naar Nederland en zeiden: ‘Klop maar aan bij een politiebureau, dan helpen ze je verder.’ Uit zijn verhalen bleek dat hij het zwaar had gehad in Angola. Thuis was er vaak ruzie en als hij op school iets verkeerd deed, smeerden ze voor straf peper in zijn oog.
Toen hij hier voor het eerst naar school ging, was hij dan ook heel enthousiast: ‘Dit is een leuke school, ze slaan je niet eens.’ Ik moest hem uitleggen dat dat in Nederland niet gebeurt op scholen.”
Niet te veel hechten
“De betrokken instanties waarschuwden ons steeds: het is maar tijdelijk, dus hecht je niet te veel aan dit kind. Maar het begrip ‘tijdelijk’ werd steeds rekbaarder: hij was al ruim drie jaar bij ons in huis toen werd besloten dat hij ook zijn middelbareschooldiploma hier mocht halen. Dat betekende dat hij nog eens vier jaar mocht blijven. Hij raakte steeds meer ingeburgerd, werd een echt Nederlands kind met veel vriendjes in het dorp en op de voetbalvereniging. Om eerlijk te zijn wist ik écht niet wat ik me moest voorstellen bij ‘afstand houden’. Dat is ook onmogelijk met Mauro, hij is zo aanhankelijk, lief en soms ook naïef. Hij is zeker geen jongen van de straat. Hij is erg verlegen en laat zich makkelijk de kaas van het brood eten. Mauro zou een terugkeer naar Angola gewoon niet overleven, daarvan raakte ik steeds meer overtuigd. Via een hulporganisatie zijn wij op een gegeven moment toch zijn moeder op het spoor gekomen. Die ontkende eerst dat Mauro haar zoon was. Toen ze dat niet meer kon volhouden, gaf ze aan dat ze wilde dat Mauro hier bleef. Ze stond positief tegenover adoptie. Als wij – Mauro, Hans en ik – dat wilden, dan zou zij meewerken. En dat wilde Mauro, hij had het hier enorm naar zijn zin. Maar adopteren ging niet zo makkelijk: de rechtbank oordeelde dat Mauro bij zijn biologische moeder hoorde, haar toestemming alleen was niet voldoende. Die afwijzing was een grote klap.
We leefden continu in spanning. We waren in al die jaren heel veel van hem gaan houden, maar hij kon ieder moment worden teruggestuurd naar zijn vaderland.”
Paniek
“Op 22 april 2008 moest Mauro op gesprek komen bij de Dienst Terugkeer en Vertrek. Ik was hoogzwanger – Hans en ik zouden samen toch nog een kind krijgen – en vroeg of we het gesprek konden uitstellen. Maar dat was niet mogelijk: Mauro ging met zijn voogd van het Nidos naar het gesprek, Hans en ik mochten niet mee. Hij kwam volledig overstuur terug. Hij moest binnen twee weken terug naar Angola, zo was hem meegedeeld. Hij ging aan de keukentafel zitten en kon niet stoppen met huilen. Ik was helemaal in paniek. Ik kreeg een kind, maar tegelijkertijd verloor ik er een. De bevalling ging gelukkig goed en we kregen een kerngezonde zoon. Maar eenmaal thuis keek ik steeds naar buiten: kwamen ze Mauro al halen?
Het duurde vervolgens negen maanden voordat we weer het verzoek kregen om Mauro’s terugkeer voor te bereiden. Toen hebben we een topadvocaat in de armen genomen. Hij is een procedure begonnen op grond van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Daarin staat dat een overheid zich niet mag mengen in iemands gezinsleven. Ze konden hem niet zomaar weghalen uit het gezin waarvan hij al zo lang deel uitmaakte. Het verlossende woord van de rechtbank kwam na heel lang wachten: Mauro mocht blijven! We zijn elkaar in de armen gevlogen en hebben met zijn allen gehuild. Eindelijk goed nieuws in deze nachtmerrie die al acht jaar duurt. Ik voel me ontzettend gesteund door de uitspraak van de rechter: eindelijk een instantie die onze gezinssituatie respecteert en waardeert. Want ook al ben ik niet Mauro’s echte moeder, ik voel me wel verantwoordelijk voor hem.”
Vlak voor het uitkomen van deze Libelle liet Anita Marijanovic weten dat de Immigratieen Naturalisatiedienst in hoger beroep gaat en dat hun zaak dus opnieuw moet worden behandeld. Het toekomst van Mauro is daarmee nog steeds onzeker.