PREMIUM
Maartje en de meisjes – deel 116: “Ik wil vragen of ik mee mag, maar aarzel”
Maartje wandelt met Suus en vertelt hoe graag ze haar vriendin Miranda wil showen. Dit brengt haar op het idee om spontaan met een gebakje langs te fietsen, gewoon omdat ze elkaar missen. Maar wanneer ze de straat in fietst ziet ze een ambulance voor Miranda’s deur staan.
Twee broeders in grijs met blauwe pakken rijden de brancard over Miranda’s tuinpad als ik aan kom lopen.
“Miranda! Wat is er gebeurd?” roep ik.
“Sorry mevrouw, graag even afstand bewaren,” vraagt de achterste man vriendelijk maar dwingend. Hij is kaal en een stuk jonger dan ik ben. Zijn ogen stralen zachtheid uit.
“Maar, ik heb gebak!” roep ik en de broeder lacht. “Misschien straks.” En ze lopen door. Tuurlijk heb ik ook wel door hoe opmerkelijk dat moest klinken.
“Ze is mijn vriendin!” roep ik daarom om de heg heen, maar ze sluiten de deur voor mijn neus.
Ik pak mijn telefoon, maar zie geen bericht van Miranda. Wat kan er toch gebeurd zijn tussen een half uur geleden en nu?
Misschien kan ik iets zien door het raam, maar eerlijk gezegd voelt het ook niet helemaal goed om te gaan gluren. En dus besluit ik te wachten.
Lieverd! Ik sta voor je deur! Wat is er gebeurd? Hoop dat je oké bent! app ik, bij wijze van strohalm.
De zon is lekker, maar zittend is het nog veel te koud. Na een klein half uur gaat de voordeur eindelijk weer open.
“Ah, u bent er nog steeds?” vraagt de kale broeder.
“Ja natuurlijk, ik ben haar vriendín!” roep ik verontwaardigd. “Hoe is het met haar?” De broeder loopt ondertussen terug naar de ambulance en doet de achterdeuren open. Hij wekt niet de indruk dat hij me antwoord gaat geven.
“Wilt u aan Miranda doorgeven dat Maartje er is? Alstublieft?”
Er klinkt gerommel en gebonk vanuit de gang en ik zie voeten onder een wit laken op de brancard de deur uit rollen.
“Lieverd!” hoor ik, en de tranen springen in mijn ogen nu ik Miranda’s stem hoor. Ze houdt een doek tegen haar wenkbrauw en haar gezicht zit helemaal onder het bloed. “Gestoten en out gegaan,” zegt ze. “Maar ik ben oké, denk ik. Moet toch een scan van hem,” zegt ze, terwijl ze knikt naar de oudste broeder.
“Ja, en gehecht dame,” bromt de broeder.
Ik wil vragen of ik mee mag, maar aarzel.
“Mag mijn partner mee in de ziekenwagen?” vraagt Miranda.
“Oh, eh, natuurlijk,” antwoordt de kale broeder.
Dus nadat Miranda met bed en al die wagen ingerold is, kruip ik ernaast. Met m’n doosje gebak.
Ik pak haar hand en vraag wat er nu precies gebeurd is. Het blijkt een klassiek huis-tuin-keuken ongeluk, waarbij Miranda iets te enthousiast de schone kopjes uit de vaatwasser in het openstaande keukenkastje wilde zetten, met haar wenkbrauw precies tegen het scherpe hoekje knalde en zichzelf een flinke jaap bezorgde. Die moet nu dus gehecht of gelijmd.
“En ik viel dus even flauw,” gaat ze verder. “Maar waarom ben jij hier ineens?”
Ik vertel dat ik haar kwam verrassen en houd de gebakjes omhoog.
“Hopelijk heb je wel mokka,” lacht ze.
“Uiteraard,” lach ik. “En ik heb genoeg voor iedereen.”
Miranda knijpt in mijn hand. “Wat ben ik blij dat jij er bent,” zeg ze. Ik geef een zacht kusje op haar vuist en bedenk me dat ik dadelijk niet moet vergeten om te vragen of Jochem de kinderen uit school kan halen. Oh wacht, en haar meiden dan?
“Kan ik iemand bellen die jouw meisjes uit school haalt?” vraag ik daarom.
Een antwoord komt er niet.
“Even aan de kant mevrouw. Nu!” beveelt de kale broeder.