Groentje
“Mam, wanneer en door wie ben jij ontgroend?” Ik dacht even dat ik hem verkeerd had gehoord en vroeg hem die vraag nog eens te herhalen. Braaf herhaalde hij de vraag. Ik had het dus goed gehoord. Aan mijn gezicht moet hij gezien hebben dat ik het niet begreep. Geduldig legde hij uit wat ontgroenen is. Tongzoenen, bekken, tongworstelen, lebberen etc. Ik onderbrak de opsomming, het was me duidelijk. Sommige zaken wil je niet delen met je kinderen, één daarvan is deze. Mijn ontgroening. Ik was veertien jaar, een echte puber en vreselijk verliefd op de broer van mijn, hoe kon ik het uitkiezen, zwager. Iemand waar ik mijn hele leven mee zou worden geconfronteerd. In mijn dagboek schreef en beschreef ik alles wat hij zei of juist niet zei. Hij was zeventien, donker, blauwe ogen, speelde Boudewijn de Groot op zijn gitaar en hij reed op een brommer! Ik was verliefd! Op een avond in mei, hij was net terug van een werkweek in Londen, zaten we in mijn slaapkamer op het bed. Hij had een cadeautje voor me meegenomen. Een paar lange oorbellen met paarse steentjes, ik smolt ter plekke. Niet dat het wat zei over zijn gevoelens voor mij, hield ik mezelf voor, want hij had voor mijn moeder ook een cadeautje meegenomen. Ik bedankte hem keurig met een lief kusje op zijn wang. Hij sloeg zijn armen om me heen en kuste me op mijn mond. Ik was in de zevende hemel en kroop tegen hem aan. Na maanden van twijfelen en onzekerheid, lag ik nu in de armen van mijn droomprins. Het was te gek! Ondertussen zag ik mezelf al opscheppen tegen mijn vriendinnen. “Ik heb verkering en kijk eens wat hij voor me meegebracht heeft uit Engeland?” Met een hand tilde hij mijn gezicht op en kuste me opnieuw, ik genoot, het was heerlijk. Totdat hij de druk van zijn lippen iets verstevigde en ik me rot schrok! Hij duwde zomaar zijn tong in mijn mond! Vol afschuw duwde ik hem weg en terwijl ik een beetje schaapachtig lachte, maakte ik hem duidelijk dat ik hier niet van gediend was. Dit was vies, goor en vond ik zeker niet grappig. Een beetje onzeker keek hij me aan met in zijn ogen een verwarde blik, tot hij besefte dat ik geen flauw benul had wat mensen deden als ze zo lang hun lippen op elkaar drukten. Geduldig legde hij uit, dat dat gedoe met die tongen erbij hoorde en dat dat lekker was en dat iedereen het deed. “Kom, we doen het nog eens” en voordat ik het in de gaten had, voelde ik weer die tong in mijn mond en weer werd ik misselijk van dat enge weke ding, die mijn holtes verkende. Maar diep in mijn hart moet ik het gevoel hebben gehad dat ik dit onder de knie moest zien te krijgen, want ik spartelde niet meer zo hard tegen. Hij heeft het niet meer mee gemaakt of ik het lekker ben gaan vinden. Heel af en toe ontmoet ik hem op een of andere verjaardag en dan zie ik soms een vragende blik in zijn ogen. “Zou ze het nu wel lekker vinden?” Bij mijn zoon lopen de tranen van het lachen over zijn gezicht als ik hem het verhaal vertel. Nog nahikkend van het lachen zegt hij “Ik weet dat jij er nog steeds niet van houdt, want ik heb het je nog nooit zien doen met papa.” |