José luistert een gesprek over corona af op het strand: "Wie kun je nou nog vertrouwen?"

Bladenmaker en journalist José Rozenbroek (59) is een nieuwsjunk. Sinds het uitbreken van de coronacrisis volgt ze alle ontwikkelingen op de voet.
Op de radio sprak een columnist zijn verbazing uit over onze voorliefde voor het strand op gloeiendhete dagen zoals we de afgelopen weken hebben gehad. Hij noemde het een ‘plaat zand’ aan de rand van de zee. Waarom denken mensen daar ‘verkoeling’ te vinden, terwijl er nergens een reepje schaduw te vinden is, behalve misschien onder je parasolletje dat je zelf door het mulle zand hebt moeten meezeulen?
Strandliefhebber
Zelf ben ik ook geen strandliefhebber. Ik heb een lichte huid, dus ik ben alleen maar de hele dag angstvallig aan het smeren. Zonnebrand en zand zijn geen fijne combinatie; al gauw plakt het zand op je hele lijf, schuurt er zand tussen je billen, besmeur je met je zanderige kleefvingers je flesje water, je boek, je telefoon, je appel en je boterhammen met zweterige kaas Ik hou eigenlijk alleen van het strand als er een bedje voorhanden is onder een ruime parasol, met een tafeltje en een ober die koele drankjes en knisperende salades voor je aanrukt. Zo wil ik best een dagje naar zee. En ik wil ook graag naar het strand als de zon bijna in zee zakt en je niet meer bang hoeft te zijn voor verbrande ledematen.
Van de week logeerde ik bij een vriend die een huisje heeft pal aan een dijk vanwaaruit je Texel ziet liggen en waar Nederland rond afbuigt naar het noorden. Overdag zaten we in zijn tuin onder een parasol in een zacht zeebriesje te werken, tegen de avond trokken we ons badgoed aan en liepen we naar het strand waar de zon zilveren strepen over de golven trok. Het water was koud en verrukkelijk. Zo wil ik wel elke dag naar zee.
Coronabeleid
Terwijl ik me op mijn handdoek liet opdrogen en het zand voor een halfuurtje voor lief nam, luisterde ik het gesprek af van mijn buren die het coronabeleid van de regering bespraken: een diep-donkerbruin echtpaar van een jaar of vijftig in twee meegebrachte strandstoelen met tussen hen in een royale koelbox. Ze maakten een praatje met een bekende die voorbij kwam gewandeld. Alles was even kut, was hun eensgezinde mening. Het track-en-tracebeleid van de GGD’s, de uitslag van de testen die veel te lang op zich liet wachten, die asociale jongeren die deden alsof corona niet bestond en zich weigerden te testen, Hugo de Jonge en Mark Rutte met hun lakse en tegenstrijdige adviezen. De kennis was inmiddels een biertje uit de koelbox in de handen gedrukt en er gezellig bij komen zitten – op minder dan anderhalve meter afstand, dat kon ik ook zonder centimeter vaststellen. Ze klaagden vrolijk verder. De kennis vertelde dat hij eigenlijk in quarantaine moest, want de zwager van zijn buurman met wie hij op een tuinfeestje had staan kletsen, was positief getest. ‘Maar ik heb geen klachten, dus ik zie geen reden. En mijn bedrijf moet ook draaien. Ik heb van het voorjaar al genoeg omzet gemist.’ Instemmend gemompel, maar verbeeldde ik het me dat de vrouw iets verder schoof van de man die in het zand aan haar voeten zat?
Vertrouwen
‘Laten jullie je vaccineren als er eindelijk dat vaccin is?’ vroeg de man die misschien wel corona had, terwijl hij aan zijn tweede biertje begon. ‘Geen denken aan’, zei de vrouw, en ze schonk zich nog wat wijn bij. ‘Zo’n vaccin vertrouw ik niet.’ De mannen knikten instemmend. Geen haar op hun hoofd, want wie kon je nou nog vertrouwen in coronatijden?
Onderwijl kleurde de zon de lucht roze en paars. Mijn badpak was droog. We gingen weer op huis aan.
De beste berichten van Libelle in je mailbox ontvangen? Meld je aan voor onze nieuwsbrief.
lees ook
Tekst: José Rozenbroek. Beeld: Tamar Ottink