José vraagt zich af: wie is nou de gekke gerrit als het over de gezondheid gaat?

Bladenmaker en journalist José Rozenbroek (59) is een nieuwsjunk. Sinds het uitbreken van de coronacrisis volgt ze alle ontwikkelingen op de voet.
Op de Albert Cuypmarkt, vlak achter mijn huis in het hartje van de Amsterdamse Pijp, koop ik vaak mijn kaas en vis en groenten. Vroeger, dus voor corona, kon je er elke dag van de week over de hoofden lopen – Amsterdammers die er hun dagelijkse boodschappen doen en een gigantische hoeveelheid toeristen. Ik vroeg me altijd af wat zij daar zochten, want door hun aanwezigheid was de Cuyp al lang niet meer wat-ie ooit was geweest; de helft van die kramen verkocht inmiddels allemaal dezelfde bloedeloze goedkope souvenirs – mutsen en sweaters met Amsterdam erop – en verpakte Edammer kazen.
Sinds corona is het rustig op de markt. De helft van de kramen is verdwenen – ik weet nooit of mijn favoriete kaas-, vis- of groentekraam er wel staat die dag – en het aantal buitenlanders dat eroverheen slentert, is drastisch afgenomen.
Gekke gerritje
Vlak voor de invoering van de mondkapjesplicht in de Amsterdamse binnenstad en op de markten – de langste hittegolf ooit stond voor de deur en blies al zijn hete adem door de straten – was ik net mijn wekelijkse pondje pittigboerenbelegen aan het bestellen, toen de marktmeester bij de kaaskraam langskwam. Hij wilde weten hoe vaak de marktkoopman dacht te komen de komende week. ‘Not’, zei de kaasboer in onvervalst plat Amsterdams. ‘Ik ga niet met zo’n mondkapje voor mijn smoel in de hitte staan, ik ben gekke gerritje niet.’ De marktmeester vertelde hem dat hij niet de enige was; meer marktkooplui hadden besloten hun heil elders te zoeken.
Handhaving
Misschien is het de zomer, misschien zijn het de verplichte mondkapjes, feit is dat het momenteel zo rustig is op de markt dat je zonder moeite drie meter afstand van anderen kunt houden. Over de mondkapjesplicht wordt niet moeilijk gedaan; toen ik onverwacht naar de visboer moest en mijn kapje was vergeten, was er niemand die me uitschold of me erop aansprak. De mannen van handhaving iets verderop hadden het vooral druk met fietsers te berispen die er niet mochten fietsen.
Mondkapje
Toch heb ik de indruk dat we aan het schuiven zijn. Steeds meer mensen dragen een mondkapje in straten en in supermarkten en we kijken er niet meer van op. Van vrienden die deze zomer in Frankrijk, Spanje, Italië of Berlijn zijn geweest, waar iedereen in winkels en vaak ook in de straten een mondkapje draagt, hoor ik dat ze het bij thuiskomst maar gek vinden dat het RIVM nog steeds halsstarrig volhoudt dat een mondkapje niks bijdraagt aan de bescherming tegen COVID-19. Volgens die overtuiging lokt een mondkapje alleen maar roekeloos gedrag uit omdat mensen zich dan veilig wanen en geen afstand meer houden. Niet zelden besluiten die vrienden ook hier een kapje te blijven dragen in de publieke ruimte onder het mom: baat het niet dan schaadt het niet. Dat het in ieder geval niet schaadt, blijkt ook uit het meest recente onderzoek: mensen die een mondkapje dragen, houden zich net zo goed (of net zo slecht, het is maar hoe je het bekijkt) aan de anderhalvemeterregel.
Gisteren fietste ik met mijn dochter naar een winkel in de binnenstad waar ook de mondkapjesplicht geldt. Ik betrapte mezelf erop dat we het de normaalste zaak van de wereld vonden om een kapje uit onze tassen te vissen en gemondkapt – zij een coole zwarte, ik een vrolijk gebloemde – een halfuur met elkaar te delibereren welke schoenen nou ’t meest geschikt waren voor bij het pak waarin ze volgende week gaat solliciteren. Na onze geslaagde aankoop aten we een ijsje op een bankje tussen de duiven – mondkapje af – en toen fietste ik weer naar huis. Toen ik de markt overstak, moest ik opeens aan de marktkoopman denken die zei dat hij niet gekke gerritje was. En ik vroeg me even in verwarring af: wie is nou gekke gerritje?
Hier koop je gezellige mondkapjes:
lees ook
Tekst: José Rozenbroek. Beeld: Tamar Ottink