Zorgenzoon - deel 32: de Raad heeft gesproken, nu moet de zaak naar de rechtbank

Wegens ernstige gedragsproblemen wordt Lars op zijn vijftiende uit huis geplaatst en belandt in een instelling. Na anderhalf jaar is hij terug in zijn geboortestad Amsterdam en woont bij een begeleid wonen groep. Hij staat nog vaak bij zijn moeder voor de deur. De Raad van Kinderbescherming heeft een onderzoek ingesteld.
Sinds een paar weken is de wereld aan het begin van 2020 in de ban van een nieuwe mysterieuze ziekte uit China: corona geheten. Het begint met griepachtige verschijnselen; een snotneus, hoofd- en spierpijn. Als je pech hebt, krijg je ademhalingsmoeilijkheden en kun je in het ziekenhuis belanden. En zelfs overlijden. Heel Nederland is in rep en roer. Het aantal besmettingen neemt in rap tempo toe. Wintersporters en carnavalsvierders zijn het eerste aan de beurt, want feestende mensen, dicht op elkaar gepakt, zorgen voor razendsnelle verspreiding van de Covid19 bacterie. Ook dat nog. Een pandemie. Er zijn ook kritische geluiden: is het echt zo ernstig als er beweerd wordt? Of is het een verzinsel?
Frustratie
Griezelig, zo’n onbekende ziekte die rap om zich heen grijpt en slachtoffers maakt. Of we al niet genoeg aan ons hoofd hebben. Zoals het adviesgesprek bij de Raad van Kinderbescherming bijvoorbeeld. Daar zitten we weer, op een donkere maandag in maart, in een ongezellige kamer rondom een grote ellipsvormige vergadertafel. De onderzoeksvrouw kijkt dreigend vanachter haar bril de kamer rond. En steekt van wal. Ze schetst een korte inventarisatie van de situatie en maakt zich klaar om hun voorlopige conclusie wereldkundig te maken.
Maar voordat ze iets kan zeggen, spreekt Harm. En vraagt of er nog iets gedaan is met zijn suggestie om de andere door hem aangedragen betrokkenen te spreken, zoals de de zorgcoördinator van de school van Bente en de mentor van Lars uit de instelling. Dat blijkt niet het geval.
Ik zie aan Harm dat hij boos wordt. Zijn toegeknepen ogen, zijn strakke mond. Hij herhaalt wederom dat hij ernstig teleurgesteld is in de gang van zaken. Jeugdzorg schiet tekort, er is onvoldoende geluisterd naar de systeemtherapeut die ons gezin toch al twee jaar begeleidt. Ik snap zijn frustratie; om tot een deskundig oordeel te komen, hadden al deze mensen ook geconsulteerd moeten worden. Maar blijkbaar hebben zij niet tijdig gereageerd op de oproep van de Raad of hun mail te laat gelezen. De Raad heeft verder niet veel moeite gedaan om deze bronnen te achterhalen dus nu ligt er een advies gebaseerd op de mening van een handjevol mensen. Grondig en diepgaand kunnen we dit onderzoek in ieder geval niet noemen. Maar er is haast, want er wachten nog vele andere verscheurde probleemgezinnen. En omdat er geen sprake is van een levensbedreigende situatie, wordt vooral geluisterd naar de belangrijkste spelers op het toneel, namelijk de ouders en de kinderen zelf.
Ondertoezichtstelling
‘De Raad heeft zorgen over het veilig opgroeien van Lars en Bente,” zo luidt de conclusie. Ze leest voor uit het dikke papieren rapport dat ze in haar hand heeft. “Bente gaat onvoldoende naar school, laat zich slecht aansturen, de relatie met vader is verstoord, ze weigert hulpverlening en had lange tijd een minder goed zelfbeeld. Over Lars zijn de zorgen nog ernstiger; hij kampt met een normoverschrijdende gedragsstoonis, verzuimt van school, hij glijdt af in middelengebruik, blijft nachten weg en vertoont crimineel gedrag. Daarnaast staan de ouders niet op een lijn betreffende opvoeding, vindt moeder het lastig grenzen te stellen en laat vader weinig betrokkenheid zien. Waardoor de opvoedsituatie onvoldoende aansluit bij wat Bente en Lars nodig hebben’. En zo gaat het nog even door. Ergens aan het einde komt er toch nog iets positiefs, namelijk dat beide ouders inzet tonen en meewerken aan de hulpverlening en samen naar de gesprekken komen. Om over te gaan op het vernietigende eindoordeel: ‘Gezien de zeer ernstige ontwikkelingsbedreiging die ligt in de kindfactoren van Bente en Lars, de afglijdende ontwikkeling maar ook in de gezinsfactoren en zorgen over de opvoedomgeving en het feit dat de zorgen al lange tijd bestaan, vindt de Raad het van groot belang dat er een gedwongen kader komt.’
Bèng. Daar is-ie: de Ondertoezichtstelling. Voor Bente wordt deze voor een duur van een jaar verzocht, ‘omdat deze termijn noodzakelijk wordt geacht om aan de gestelde doelen te werken en hulpverlening in te zetten en te continueren’. Lars krijgt ‘m tot zijn verjaardag in augustus, als hij achttien wordt en dus meerderjarig is. Voor Lars wordt ook een uithuisplaatsing geadviseerd, Bente mag thuis blijven wonen.
De Raad heeft gesproken. Wat niet betekent dat we er al zijn, want nu moet de hele zaak nog naar de rechtbank. De kinderrechter oordeelt wat er wel en niet nodig is. Het dikke rapport krijgen we thuisgestuurd met het verzoek er binnen een week op te reageren.
Ik geef mijn leven
Tjongejongejonge. Hebben mijn kinderen daar zomaar een OTS te pakken. De officiële gezwollen nare woorden laat ik zo goed en zo kwaad als het lukt, langs me heen glijden. Ik ben hun moeder, ik weet zelf wel hoe de zaak werkelijk zit. Het gaat niet slecht met Bente, ze doet super goed haar best en maakt grote sprongen voorwaarts. En Lars schiet weliswaar alle kanten op, maar dat is niet zo gek als je ziet wat hij heeft moeten doorstaan. Een nare scheiding met een vader die van de ene op de andere dag uit huis verdween en nooit meer terugkwam, een moeder in de kreukels en vervolgens werd hij zelf verbannen naar een instelling. Omringd door vele hulptroepen waarvan er niemand ooit iets zinnigs heeft voorgesteld of bereikt heeft. Ik weet een ding zeker: dat ik volhoud, de kinderen komen weer op de rit, het gaat goed komen. Het moèt goed komen. Al moet ik mijn leven ervoor geven. Dat soort zinnen lees je wel eens of hoor je mensen zeggen. Maar hoe het écht voelt als je het meent, weet ik nu.
Lockdown
Het coronavirus heeft intussen ontzagwekkend om zich heen gegrepen. Ziekenhuizen liggen overvol, mensen worden in ademnood opgenomen, zorgverleners maken overuren. Premier Rutte probeert de moed erin te houden en spreekt ons regelmatig toe. We mogen niet meer handen schudden, knuffelen, moeten anderhalve meter afstand houden. Toch blijven de besmettingen hard stijgen. Er helpt geen moedertjelief aan, er komt een lockdown. Thuisblijven is het devies. En moet je toch op bezoek, dan mag het maar in groepjes van twee.
Ballonnen
Het wordt doodstil op straat. Niemand meer die het durft om niet te luisteren. We willen niet ziek worden, we willen niet dood. Ik ook niet. Ik wil wel mijn leven geven voor mijn kinderen, maar niet sterven aan zo’n rotvirus.
De dag van mijn verjaardag breekt aan. De allereerste lentedag. Sta ik andere jaren met champagne in de tuin of vorig jaar nog op kantoor, dit jaar is het op de plaats rust. Bente vertrekt al vroeg van huis, ze gaat met haar oom naar zijn boerderij. Lars is er met zijn hoofd niet bij, bij de feestdag van zijn moeder. Hij moet naar buiten. Gaan. Dingen doen. Gelukkig staan er op deze overigens zonnige zaterdag in maart drie vriendinnen op de stoep. Ze zwaaien met ballonnen en zingen. Ik serveer koffie en taart op de stoep. De buurman kijkt argwanend uit het raam. Ik zie hem denken: ‘Die opstandige buurvrouw weer, met die lastige en luidruchtige kinderen. Die vrouw houdt zich ook nergens aan.’ Aan het einde van de middag komt mijn oudste studievriendin langs. Met bloemen. We trekken een flesje wijn los. En klinken op betere tijden.
Lars (18) is een jongen met ADHD en licht autisme. Zijn gedragsstoornis brengt hem regelmatig in de problemen. Zijn moeder, Febe van Otterlo, is freelance journalist. Om privacyredenen zijn de namen in deze column gefingeerd. De naam Febe van Otterlo is een pseudoniem.