PREMIUM
Charlotte: “Ondanks de angst groeit het verlangen om hem te zien en te zoenen”
Eindelijk komt dan toch de eerste ontmoeting tussen Charlotte en haar jeugdliefde eraan.
Hij is weg bij zijn vrouw en inmiddels wil zij hem ook niet meer. Hij logeert bij zijn vader van 88 die, na heel lang alleen voor zichzelf, nu elke avond voor twee kookt. De spanning thuis is om te snijden, schrijft hij. Mijn vrouw en ik hebben afgesproken een tijdje afstand van elkaar te nemen.
En zo pakken mijn jeugdliefde en ik de draad weer op en chatten verder over ons leven, onze gedachten en onze verliefde gevoelens.
Ik: Het is zo’n geschenk dat wat ik tegen jou zeg telkens ook landt zoals ik het bedoel. Daarmee groeien al die zaadjes in die winterse grond straks uit tot een heel mooi veldje met rozen. (En daarmee voegen we The rose toe aan ons spotifylijstje). Het is wat ik het fijnst vind aan onze verliefdheid, die gemeenzaamheid, dat diepe vertrouwen dat we ons aan elkaar durven laten zien. Zou dat toch ook door onze verliefdheid van vroeger komen?
Hij: Blijf alsjeblieft jezelf. Dat is degene op wie ik toen en ook nu weer verliefd ben geworden.
Ik: Ik heb wel angst, hoor. Ik ben bang dat de vrijheid die ik afgelopen maanden heb gevoeld omdat onze gesprekken niet ergens toe hoefden te leiden, nu ineens wel een vorm moet krijgen. Dat het dan ineens ‘een relatie’ moet worden, terwijl het nu nog lekker niets heet.
En mijn angst is ook dat de verschillen tussen ons ertoe gaan doen als we elkaar in het echt gaan ontmoeten. Er zijn heel veel dingen die er in mijn leven wel toe doen en niet in het jouwe. Ik ben een stadse snob, hoor. De kwaliteit van de koffie die ik drink doet er bij mij toe, terwijl jij tevreden bent met een kop oploskoffie. Wat je draagt, wat je doet, wie je kent, wat je leest, in welk café je zit. Mij zegt dat wat, jou niet. En nu vraag ik me af: kan ik me daar overheen tillen als ik je werkelijk ontmoet? Heb jij die angst niet?
Hij: Ik heb geen angst, maar ik vind het wel spannend. En natuurlijk zie ik dat jij in een wereld leeft, waar je misschien wel veel knappere en interessantere mannen tegenkomt. Jij bent ook zo mooi. Nog steeds, net als vroeger. Toen dacht ik ook al: wat ziet ze in mij?
Ik: ‘Je bent niet hip. Je bent niet vlot.’ Om maar met de eerste regels van een liedje van Patricia Paay te spreken. Je bent wel leuk en slim en grappig en zorgzaam en het is ontzettend fijn om elke dag met jou te kletsen. En ik vind het heerlijk dat ik weet hoe je was toen je 17 was en dat we toen ook zo enorm verliefd waren, terwijl ook toen al onze werelden mijlenver uit elkaar lagen.
Hij: We zien wel, Charlotte. Maak je maar niet zo druk. Als je straks van me schrikt als we elkaar voor het eerst ontmoeten, draai je gewoon om en ga je naar huis.
We hebben tot nu toe geen enkele poging gedaan om elkaar te zien. Nu zijn huwelijk is gesprongen, is er geen beletsel meer om in het echt af te spreken. En dat willen we allebei. Ondanks alle bezwaren. En nu hebben we dan afgesproken. Over 13 dagen. Ik verlang ernaar maar vind het ook huiveringwekkend eng.
Als ik er alleen al aan denk, worden mijn knieën slap. In de tram op weg naar een voorstelling in het DeLaMar-theater, herlees ik I.M., een van mijn ‘studieboeken’ voor het schrijven van deze lovestory. Ik lees de openingszinnen via een spraakbericht aan hem voor.
‘Hij sluit de voordeur van de Reestraat af als ik vanaf de Prinsengracht de hoek om kom. We blijven elkaar verstard aankijken, kijken elkaar aan en zeggen niks. Hij wou naar mij toe en ik naar hem, dat weten we. Zonder me van tevoren te waarschuwen wijkt mijn kringspier uit elkaar en ik doe het in mijn broek. Tegenover me spreidt hij zijn benen, grijpt naar zijn kont en roept verbaasd uit dat hij in zijn broek heeft gepoept.’
Ik stuur er een berichtje achteraan. Briljante opening, hè! Echt invoelen kon ik dit niet, nooit. Nu wel. Ik hoop niet dat ik straks in mijn broek poep, maar ik herken wel dat mijn hele lijf gelatine wordt zodra ik je lees, hoor, spreek, laat staan als ik je zie straks.
En ik krijg terug: Wat heerlijk om dit te lezen. En heerlijk ook dat we dit allebei precies zo voelen.
Ik denk, sinds we dit weerzien hebben gepland, elke dag wel een keer: waarom ga ik dit in hemelsnaam doen? Waarom neem ik geen genoegen met dit schrijven met elkaar, waarvan ik al zo gelukkig word? Ondanks de angst groeit het verlangen om hem te zien en te zoenen.
Na de voorstelling stuur ik hem nog een bericht. Ik vind mezelf ook hierin stom. Zó niet wie ik normaal ben. Als een meisje van zestien. En dat klinkt schattig, maar is echt heel verontrustend.
Ik: Ik wou zeggen hoe verliefd ik op je ben, maar straks gaat ’t vervelen. Dat moeten we niet hebben natuurlijk.
Hij: Dat zal nooit vervelen. Dat is een angst die je direct kunt vergeten, liefste Charlotte, wij zijn nu eenmaal heel erg verliefd op elkaar.
We hebben allebei nagedacht over waar we willen afspreken. Hij wil dat niet in zijn eigen dorp, hij wil nog even in de luwte blijven voordat de hele misjpoche weet dat hij weg is bij zijn vrouw en een liefje heeft. Ik wil ook niet in mijn omgeving afspreken, maar om een andere reden. Ik heb nog geen zin om mijn echte leven en deze brievenromantiek te husselen. Ik wil het liefst zo lang mogelijk in de magie van niet-echt blijven. Een beetje echt en een beetje daarbuiten.
Volgens Marleen, de bijzondereplekjesdeskundige van Koffietijd, is Zutphen de meest romantische stad van Nederland. Dat is lekker ver weg van Amsterdam en ook van zijn dorp, dus daar gaan we voor. We spreken af op een donderdag om 10 uur ’s ochtends op een bankje aan de IJssel. En naarmate de dag dichterbij komt, verslappen mijn knieën meer en meer.
Charlotte Hoogendoorn (59) is hoofdredacteur van Koffietijd, twaalf jaar geleden gescheiden en woont met haar dochter (18) in de Amsterdamse Watergraafsmeer, als ze tot over haar oren verliefd wordt op haar eerste liefde van 43 jaar geleden. Hierover schrijft ze in haar wekelijkse serie op Libelle.nl.