PREMIUM
Charlotte: “We whatsappen zwijmelend over hoe vaak we aan elkaar denken”
Charlotte is met haar dochter Mies op vakantie in Frankrijk, maar haar grote liefde is nauwelijks uit haar gedachten.
Er is iemand in mij opgestaan die ik lang niet heb gezien. Echt heel lang niet. Ik denk dat het meer dan 30 jaar geleden is dat ik voor het laatst verliefd was, op de vader van Mies.
Ik moet aan mezelf wennen, want deze verliefde bakvis is nogal intens en aanwezig. Op de snelweg rijd ik het liefst met alle ramen open, stuur met mijn knie, sla mijn armen uit als vleugels en draai tien keer achtereen hetzelfde nummer – Halo van Beyoncé bijvoorbeeld - en dan voel ik me vrij van alles en iedereen. We doen het allemaal, denk maar eens aan al die filmscènes over vrouwen die zich losmaken van wat van hen wordt verwacht. Ik doe dat dus ook.
Ik ben, sinds ik verliefd ben, liever dan ik dacht te kunnen zijn. Ik dans, ik straal, ik lach ontzettend vaak en ik voel me blij en zorgeloos.
Mijn hart klopt bijna uit mijn lijf van geluk. Ik word weer bemind, maar ik bén ook degene die bemint en dat is misschien nog wel fijner. Mijn gymnasiumkind zegt dat Plato ooit heeft gezegd dat de God van de liefde niet huist in degene die bemind wordt maar in degene die bemint. Wat ik herken. Misschien wel voor het eerst in mijn leven. Waar ik in mijn twintiger jaren misschien wel te trots was voor deze ultieme overgave, denk ik nu vooral aan hoe ik hém gelukkig kan maken. Ik zong het al eerder: “I’ll be good to him, I’ll bring joy to him.”
Deze bakvis laat mij mijn hoofd verliezen. En mijn lieve kind herkent dat. Want ook zij is verliefd. Op een avond dat we samen sangria drinken op het strand, zegt ze iets zo moois: “Mam, iemand die verliefd op je is, laat het beste in jou zien, hij zet het licht op jouw mooiste jou.”
Mies en ik zijn tien dagen in Banyuls-sur-mer. We hebben een geweldig AirBnB-appartement aan de boulevard en snel vaste gewoonten. Dat is me het liefst zo’n week. Terwijl zij nog slaapt, ga ik om half 8 voor un grand crème naar het terras. En het is heerlijk hoe iedereen meewerkt aan dat ‘vertrouwde’ wat je nu eenmaal wenst omdat je je snel wil thuis voelen op een plek waar je maar even bent. Niets fijner dan dat dagelijkse ‘Bonjour madame, ça va aujourd’hui’ in een klein dorp waar men ons al snel in de gaten heeft. Een alleenstaande moeder met haar knappe dochter.
En daar in de vroege zon bel ik elke ochtend met mijn jeugdliefje op wie ik alsmaar verliefder word. We voeren onzinnige gesprekken, giechelen enorm – wanneer heb ik überhaupt voor het laatst gegiecheld – en whatsappen daarna ook nog eens zwijmelend over hoe vaak we aan elkaar denken.
Ik: Ik denk elk kwartier aan jou.
Hij: Zo weinig? Ik echt elke minuut aan jou.
Ik: Dat vond ik zo overdreven om te zeggen, daarom maakte ik er heel oneerlijk een kwartier van. Je hebt gelijk, het is elke minuut. Heb je je collega nog iets verteld over onze eerste ontmoeting?
Hij: Dat was niet nodig. ‘Ik zie het al’, zei ze, ‘aan je big smile.’
Ik: Ik moet erg wennen aan al die gekke gevoelens en wat ik daar nu mee moet.
Hij: Ik niet. Ik vind het geweldig. Ik heb me nog nooit zo gelukkig gevoeld. Ik mis je enorm, dat wel, maar al ben je ver weg, het voelt dichtbij. Je woont in mijn hart.
Na onze koffie ‘samen’, laat ik hem los en breng de dag door met mijn kind. Ook al kijk ik vaker op mijn telefoon dan normaal en glimlach van elk infantiel hartje dat hij me stuurt, lukt dat toch best.
Mies is voor het eerst verliefd en ik sinds lang. We denken en voelen van alles deze week waaraan we allebei graag uiting geven, zoals je nu eenmaal doet als je verliefd bent. Je wil er eigenlijk constant, de hele dag door, over praten. We begrijpen dat we niet moeten overdrijven, dus moeder en dochter gaan dit verliefde pad voorzichtig af.
Wat we delen is bijvoorbeeld dat we het lastig vinden dat sommige vrienden zo hun eigen denkbeelden op onze ‘boys’ leggen. Mies vertelt dat iedereen wat van hem vond toen ze hem had meegenomen. “Hij is kleiner dan ik dacht, je krijgt niet meteen contact met hem hè, zijn jullie al exclusief, ben jij niet te slim voor hem...” et cetera.
“Wat zij zeggen, heeft zo weinig met ons te maken. Het zegt iets over wat zij vinden, maar daar gaat het niet om. Het gaat erom wat ik vind”, zegt ze.
Ik herken dat. Ik heb de mijne nog niet meegenomen, maar mijn vriendinnen vragen honderduit: “Hoe heet hij, waar woont hij, hoe ziet hij eruit, laat eens een foto zien, wat doet hij?” Ik wil helemaal niet dat ze afgaan op dat soort dingen. Ik vind dat ze hem en onze verliefdheid alleen maar door mijn ogen moeten zien. Dat voelt soms alsof ik hem niet goed genoeg vind, maar dat is het niet. Hoewel iemand van 61 nu niet meteen een Don Juan is, hè. Zijn werk is niet wat me verliefd maakt, het is alles daaronder. Het is zijn bezieling die me vlinders geeft. Ik wil eigenlijk maar één vraag van mijn vriendinnen: “Waarin maakt hij je zo gelukkig?”
Ik hou hem dus voorlopig voor mezelf. Ik vertel anderen alleen hoe leuk we het hebben. Verder niets. Ik noem zelfs zijn naam niet. Daarom noemt mijn vriendenkring hem al snel – grappig verwijzend naar de legendarische Harry Potter-boeken - He who must not be named.
Charlotte Hoogendoorn (59) is hoofdredacteur van Koffietijd, twaalf jaar geleden gescheiden en woont met haar dochter (18) in de Amsterdamse Watergraafsmeer, als ze tot over haar oren verliefd wordt op haar eerste liefde van 43 jaar geleden. Hierover schrijft ze in haar wekelijkse serie ‘Oude liefde roest niet’ op Libelle.nl.