James: “Erotiek is net trampolinespringen: het is leuk, maar het gaat snel vervelen”
James Worthy (40) is schrijver, journalist en columnist. Hij is getrouwd met Artie en vader van James (7). Voor Libelle schrijft James columns waarin liefde centraal staat: voor zijn ouders, zijn gezin en het leven. Geestig, soms hartverscheurend, maar bovenal eerlijk en ontroerend. Deze week schrijft hij over een meisje met wie hij jaren geleden iets had.
Ik kom haar tegen in de ijswinkel. Ze leunt tegen het glas aan en kijkt naar alle kleuren. Een gele telefoon steekt uit de achterzak van haar spijkerbroek. Toen we nog een relatie hadden, was ik altijd bang dat haar telefoon gestolen zou worden, maar uiteindelijk werd alleen mijn telefoon een keer gestolen door een man met een mes.
De dag dat ze me dumpte
De laatste keer dat ik haar zag was op de dag dat ze me dumpte. Twaalf jaar geleden om precies te zijn. Het was op een donderdag en ik weet nog goed dat ze nette kleren had aangetrokken. Ik vond dat toen al een heel mooi gebaar. Ze had respect voor zichzelf, voor mij en voor ons einde.
“Ben je weer in Nederland?” vraag ik.
“Wat is dat voor domme vraag? Ik sta in een ijswinkel in Amsterdam. Natuurlijk ben ik weer in Nederland,” lacht ze, voordat ze haar pinpas aan mij overhandigt. “Neem wat je wilt, ik betaal,” vervolgt ze.
Niet te oud voor een ijsje
Ik schiet in de lach.
“Waarom lach je?” vraagt ze.
“Vanochtend toen ik uit bed stapte, voelde ik me zo oud, maar nu koopt iemand een ijsje voor me. Het is onmogelijk om je oud te voelen als iemand een ijsje voor je koopt.”
“You’re welcome, schat. En over niet oud gesproken, hoe zie ik eruit?”
“Als een gratis ijsje.”
Vijf uur voor de deur
We kwamen elkaar tegen in het nachtleven. We waren de hele avond met elkaar aan het flirten, totdat ze in de rookruimte in slaap viel. Ik zat naast haar. Ze was op mijn schouder aan het kwijlen, maar mijn schouder vond het niet erg, en ik ook niet.
Uiteindelijk heb ik haar thuisgebracht. Toen ik haar op haar eigen bank had neergelegd, vroeg ze of ik bij de voordeur op haar wilde wachten. Dus trok ik de voordeur achter me dicht en wachtte buiten op haar. Vijf uur later hoorde ik een gammele stem uit de brievenbus komen.
“Sorry, ik schaam me dood,” zei de brievenbus.
“Dat hoeft niet. Ik ben ook weleens dronken geweest.”
“Nee, daar schaam ik me niet voor. Ik schaam me voor het feit dat ik geen ontbijt in huis heb.”
Soft-erotische foto's
Ze trok de deur open en de geur van tequila en zware, Franse sigaretten kwam me tegemoet. Ze droeg alleen een basketbalshirt. Op dat moment was ze de mooiste vrouw die ik ooit had gezien. Ze pakte mijn hand vast en trok me naar binnen. Het meisje in het basketbalshirt liet mijn hart stuiteren.
Vijf weken na onze eerste ontmoeting vertrok ze naar Taiwan voor werk. Ik weet nog dat ze op Schiphol een ballon voor me kocht. Het was een ballon van Minnie Mouse. “Als je me heel erg mist, ga je maar op haar liggen,” zei ze. Ik heb haar in de drie maanden dat ze in Taiwan zat heel erg gemist, maar ik heb nooit de behoefte gevoeld om op Minnie te gaan liggen. Wat ik wel voelde, vertaalde ik in soft-erotische foto’s en deze stuurde ik via de telefoon naar haar toe. En zij deed hetzelfde. Na een tijdje werden we er echt goed in. In soft-erotisch zijn. Ik kocht kaarsen, lichtdoorlatende gordijnen en allemaal glimmende olietjes en maakte een fotostudio van mijn badkamer.
Kleinkunst op geslachtsorganen
Maar toen gebeurde het onvermijdelijke. Erotiek is namelijk net als trampolinespringen. Het is leuk, maar het gaat snel vervelen. Op een gegeven moment kun je gewoonweg niet hoger springen. Op een gegeven moment voel je dat je de wolken niet aan zult raken. Maar goed, al die rokerige vaagheid ging dus vervelen. We wilden vlees zien. Moedervlekken, haartjes, alles. Ik wilde in haar poriën klimmen en zij wilde in mijn littekens gaan liggen. We waren zonder elkaar, en dus ook zonder schaamte. We gingen in die periode compleet kleinkunst op onze geslachtsorganen. Bouwlampen en aders.
Het ging om die blik
“Heb jij die Taiwan-foto’s eigenlijk wel gewist?” vraag ik, terwijl we met een ijsje langs de grachten lopen.
“Niet allemaal. Ik heb er nog twee op een oude laptop staan. Jij dan?”
“Eentje. Die staat op een telefoon die het niet meer doet. Dat merk bestaat niet eens meer. Het is ook helemaal niet de meest vulgaire foto of zo. Het ging meer om je blik. Die ogen, weet je wel? Zo keek je ook toen je de voordeur opendeed in je basketbalshirt.”
“Hoe keek ik dan?”
“Die ochtend keek je zoals een vlag kijkt naar een storm die nog moet komen.”
“Hoe kijkt een vlag naar een storm die nog moet komen dan?”
“Reikhalzend.”
Als ze wegloopt...
“En hoe kijk ik nu?”
“Als iemand met passievruchtijs op haar neus.”
“Shit, echt waar?” vraagt ze. Ze wrijft de zoetigheid van haar neusvleugels en slaat met een hand op haar borstkas. “Ik ben blij dat je toen bij de voordeur bent blijven wachten,” zegt ze, voordat ze wegloopt. Haar gele telefoon steekt nog steeds uit de achterzak van haar spijkerbroek.
“Ik ook,” schreeuw ik, voordat ik een hap uit mijn hoorntje neem.