PREMIUMColumn
James: “Ik heb mijn lichaam nog nooit zo lang en krachtig tegen iets voelen vechten”
Hij is schrijver, journalist en columnist. James Worthy (40) is getrouwd met Artie en vader van James (7). Voor Libelle schrijft James columns waarin liefde centraal staat: voor zijn ouders, zijn gezin en het leven. Geestig, soms hartverscheurend, maar bovenal eerlijk en ontroerend. Deze week schrijft hij over zijn dagen sinds zijn positieve zelftest.
Onze slaapkamer is al zes dagen mijn gevangenis. Sinds een positieve zelftest ben ik alleen op de wereld. Mijn vrouw en zoon zitten in de huiskamer. Ik kan ze horen praten.
“Toetoe is wel heel erg ziek,” zegt hij. Een paar weken geleden begon hij me uit het niets Toetoe te noemen en ik vond het eigenlijk wel prima. Toetoe. Het klinkt lief. Als hij me Toetoe noemt, voel ik me een circusolifant.
“Toetoe gaat wel beter worden, hoor,” zegt mijn vrouw.
“Maar ik hoorde vanochtend in het journaal dat er al miljoenen mensen aan dat virus zijn doodgegaan.”
“Toetoe gaat nog lang niet dood. Toetoe gaat nergens naar toe.”
Trillingen en pijn
Ik geloof mijn vrouw, maar ik heb mijn lichaam nog nooit zo lang en krachtig tegen iets voelen vechten. Ik voel trillingen op plekken die ik nog nooit heb voelen trillen en ik heb pijn op plekken waar de pijn nog nooit is geweest. Pijn lijkt een plattegrondje bij het toeristenbureau te hebben gekocht. Hij loopt door stegen die ik al voor mijn geboorte was vergeten.
In de douche staat een kruk. En in de douche zit een man. Die man ben ik. Een man op een kruk. Ik kijk naar de moedervlekken op mijn borst. Ik word rustig van moedervlekken. Ze veranderen nooit van plek en toch gaan ze niet vervelen. Moedervlekken hebben geen ambitie. Ik ben blij als ik ze zie.
Schedel vol drijfzand
De badkamerspiegel liegt niet, dus ik droog mezelf af in de slaapkamer. Natte voeten op het parket. Mijn vrouw klopt op de slaapkamerdeur en komt binnen. Ze draagt twee mondkapjes, schoonmaakhandschoenen en ze heeft een soort cape van een vuilniszak gemaakt.
“Heb je trek in iets?” vraagt ze.
“Ik probeer aan eten te denken, maar het lukt niet. Het virus doet overduidelijk ook iets met het concentratievermogen. Een schedel vol drijfzand.”
“Zal ik anders gewoon een smoothie voor je maken?”
“Ja, maar dan wel zonder rietje.”
“Waarom zonder rietje?”
“Ik heb al dagen geen overwinning behaald. Een smoothie zonder rietje drinken, voelt als een overwinning. Het lijkt me namelijk echt niet makkelijk. Helemaal omdat ik een snor heb. En ook omdat…”
“Wat is er mis met mijn smoothies?” vraagt mijn vrouw.
“Jouw smoothies lijken op mijn Portugees.”
“Je spreekt heel weinig Portugees.”
“Precies. Ik spreek het niet vloeiend.”
“Haha, sukkel.”
Staafdiagrammen
Mijn vrouw pakt de weegschaal en zegt dat ik er even op moet gaan staan. Het is een soort sportweegschaal. Toen ik hem kocht, moest ik ook een app downloaden. Als je op de weegschaal staat, opent de app automatisch en dan zie je allemaal grafieken en staafdiagrammen. De app staat niet meer op mijn telefoon. Ik geloof niet in staafdiagrammen.
“Vorige week woog je 93 kilo en nu weeg je 87 kilo.” Ze schrijft mijn nieuwe gewicht op een papiertje.
“Dat gaat wel heel hard,” zeg ik.
“Hoe zien de staafdiagrammen in de app eruit?”
Ik kijk op mijn telefoon en probeer staafdiagrammen voor me te zien.
“Vooral erg staverig, schat. En de horizontale as is evenwijdig aan de horizon.”
Virusafstotend ruimtepak
Mijn zoon klopt op de deur die al geopend is. Ook hij draagt een soort virusafstotend ruimtepak. Twee mondkapjes, een ridderhelm, een supermancape, kaplaarzen en onze ovenwanten.
“Wanneer ben je weer beter, Toetoe?”
“Snel.”
“Wat is snel?”
“Een luipaard.”
Lekker ruiken
Op het moment dat mijn vrouw en kind de kamer verlaten en de gevangenis weer sluit, ga ik op bed liggen. Ik probeer aan mijn polsen te ruiken, maar ik ruik niets. Geen parfum. Niets. Ik heb weinig doelen in dit leven, maar ik probeer wel altijd lekker te ruiken. Grotendeels omdat ik erg gelukkig word als iemand tegen me zegt dat ik lekker ruik. Het is zo’n prachtig, klein compliment. Je ruikt lekker. Mensen die lekker ruiken, vergeet je nooit meer. Mijn oma rook altijd lekker. Ze rook naar pepermuntjes en kaneel. Mijn vader rook ook altijd lekker. Hij kocht nooit dure parfums. Hij ging steevast voor de aanbiedingen in de drogist, maar als hij ze dan op zijn huid spoot, gebeurde er allemaal magische dingen. Zijn huid kon de aanbiedingen onbetaalbaar laten ruiken.
Stand-in
Mijn zoon is aan het voetballen in de huiskamer. De staande lamp is al drie keer omgevallen. Ik wil boos worden, maar ik kan het niet. Normaal voetbal ik met hem in de huiskamer. De staande lamp is gewoon mijn stand-in.
Ik ben niet goed in ziek zijn. In het verloop van ziek zijn. Eerst voel ik me ziek, dan volgt berusting en als laatste komt het schuldgevoel.
Liefde
Drie koortsdromen later staat mijn vrouw weer in de slaapkamer. Ze ziet er prachtig uit. Ze draagt een vuilniszak als beschermingscape, maar ze ziet er prachtig uit.
Toen ik op de weegschaal stond, wreef ze zachtjes over mijn tenen. Ik denk dat dat liefde is. Iemand die zachtjes over je tenen wrijft als je ziek bent.
“Je ruikt lekker, schat,” zeg ik.
“Niet liegen.”
“Je ruikt lekker,” herhaal ik.
“Je neus doet het niet.”
“Maar dat weet mijn hart niet.”