PREMIUM
Nicole (44): “Had ik toch mijn moeder in huis moeten nemen?”
Iedereen heeft een verhaal. Groots en meeslepend of juist klein en ontroerend. Deze week vertelt Nicole (44) dat ze haar moeder niet in huis nam toen het slecht ging.
Nicole (44): “Elke ochtend fiets ik op weg naar mijn werk langs het huis waar ik ben opgegroeid. Het is het huis waar mijn ouders gingen wonen toen ze net getrouwd waren, en dat ze tien jaar later kochten. Hun eerste eigen huis. Ook het enige, want ze bleven er wonen totdat nu precies drie jaar geleden mijn vader eruit werd gedragen en mijn moeder vanaf dat moment veranderde van een energiek mens in een oude vrouw die nergens meer belangstelling voor had en met moeite uit haar stoel kwam. Ik zag het voor mijn ogen gebeuren en ik kon er niets tegen doen.
Toen mijn vader steeds zieker werd was ik ook machteloos, maar daar voelde ik mij niet schuldig over, al deed het me veel verdriet. Met mijn moeder lag het anders. Ik weet dat het haar geholpen zou hebben als ze bij mij in huis had kunnen wonen. Ik heb daar nog steeds dubbele gevoelens over. Had ik het toch moeten doen, ruimte voor haar maken in een huis dat al overvol was met drie opgroeiende kinderen? Wat had ik haar kunnen bieden behalve de logeerkamer, waarin hooguit een paar van haar meubels pasten? Iedereen de hele dag weg, zij aangewezen op de stoel bij het raam omdat ze steeds moeilijker liep. Lange, eenzame dagen in een leeg huis. Als iedereen thuis was, had ze nog steeds niet de aandacht gekregen die ze nodig had, want dan moesten er duizend-en-een dingen gedaan worden.
Het verzorgingshuis, waar als door een wonder nog plek voor haar was, is zo gek nog niet. Er staan planten in de vensterbank, het personeel is vriendelijk en zorgzaam, er is een gezellige ontmoetingsruimte waar altijd koffie en thee wordt geschonken. Maar het is niet thuis. Ze kende er niemand toen ze er ging wonen en ze kent er nog steeds niemand omdat ze dat niet wil. Ze sluit zich op in zichzelf, praat alleen als haar iets wordt gevraagd. Als ik haar bezoek, doet ze afwerend. In haar ogen ben ik de dochter die haar heeft laten opsluiten in een huis waar ze niemand kent. Ik kan haar niet eens ongelijk geven.”