PREMIUMRahaf weet hoe het is om te vluchten
Rahaf (31): “Ik ben zeven jaar geleden gevlucht, maar mentaal vlucht ik nog steeds”
Vluchtende vrouwen, vrouwen aan de vuurlinie, vrouwen aan de zijlijn, achterblijvende vrouwen: oorlogen hebben impact op álle vrouwen. Aan Libelle vertellen ze openhartig over hun ervaringen. Deze week Rahaf, die in 2015 vanuit Syrië - waar de oorlog nog altijd woedt - naar Nederland vluchtte. Als ambassadeur voor de Nacht van de Vluchteling, die vandaag plaatsvindt, vraagt ze aandacht voor de vluchtelingencrisis. “Niet voor de mensen zelf, want zij zijn niet de crisis. De crisis is waaróm mensen vluchten.”
“De manier waarop mensen met de Oekraïense vluchtelingen omgaan is perfect. De media-aandacht, het opvangen van mensen. Dit is dé manier, denk ik dan. Maar wat jammer dat oorlogsvluchtelingen uit andere landen die aandacht niet krijgen, denk ik daar meteen achteraan. De inmiddels 6,3 miljoen Syrische vluchtelingen kregen die warmte vaak niet. Zij, wij, worden met andere ogen bekeken.
Ik probeer bewust afstand te nemen van het nieuws. Als ik hoor over de situatie in Oekraïne, maar ook hoe het nu gaat met Syrië, raak ik gestrest. De totalitaire regimes, de armoede… Ik kan het niet toelaten, ik moet me blijven focussen op mijn leven hier, dat ik nu eindelijk heb opgebouwd.
Het regime
Het is een totaal ander leven dan ik voor ogen had. Ik had het goed in Syrië. Het was 2011, en als 23-jarige vrouw woonde ik in een mooi huis net buiten het centrum van Damascus, samen met mijn man. Mijn ouders waren gescheiden, maar mijn vader woonde dichtbij, net als mijn vriendinnen. Ik had net mijn Universitaire studie elektrotechniek afgerond en financieel hadden we het goed. Eigenlijk was mijn leven helemaal perfect. Op één ding na: het regime.
Demonstraties en martelgeluiden
We mochten niets. Zelfs als je de gemeentetuintjes in de buurt zou opknappen, werd je opgepakt, omdat je buiten de wil om van het regime iets deed. We hadden nul vrijheid. Ik trok dat niet, ik moest iets doen. Dus ging ook ik met protestborden de straat op om te demonstreren. Strijdlustig, maar vanbinnen was ik altijd bang. Ik kende de verhalen van mensen die dagenlang gemarteld werden onder de grond omdat ze niet gehoorzaam waren. Toen ik werd opgepakt en zelf in zo’n donkere gevangenis terechtkwam, vreesde ik voor mijn leven. Ik had geen idee of het dag of nacht was, ik wist alleen dat ik weg wilde. Weg van het donker, van het geschreeuw op de gang, van de martelgeluiden uit cellen naast me, de zweepslagen, de elektrische schokken, de angst. Toen ik na wat tien dagen bleken te zijn geweest weer op straat stond, moe, hongerig, maar ongedeerd, wist ik niet meer of ik nog wel wilde protesteren. Moest ik me neerleggen bij het regime om te voorkomen dat ik ooit wél gemarteld zou worden?
Gevlucht
Maar ik kon het niet. Pas na de tweede arrestatie en weer vele doodenge nachten in de cel, wist ik dat ik moest stoppen. Mijn vader had op een portretfoto van de president getrapt tijdens een demonstratie en werd gezocht. Hij vluchtte het land uit. En over een bekende familie in Syrië, een gezin van vier waarvan de moeder schaakkampioen was én actief demonstreerde, hoorde ik dat ze van de een op de andere dag waren verdwenen. Opgepakt. Met hun kinderen van 3 en 5. Ik durfde niet te denken aan wat zij doormaakten daar in die cel. Ik wist dat nog één arrestatie mijn dood zou betekenen. Driemaal is scheepsrecht, voor het regime. Ik sliep niet meer. Had alleen maar nachtmerries waarin ik gemarteld werd. Toen mijn man ook nog opgeroepen werd voor het leger, en zou moeten moorden óf zelf vermoord zou worden, hadden we geen keuze meer. Hoe erg ik ook hield van Damascus en mijn leven, we moesten vluchten om te leven.
Paranoia
Ik kan niet uitleggen hoe zwaar dat is. Je laat je hele leven én identiteit achter. Sterker nog, we moesten al onze spullen verkopen om genoeg geld te hebben voor de vlucht. Werken mocht ik niet: na mijn arrestaties stond ik op de zwarte lijst. Maar een smokkelaar kost bijna 7.000 euro. Deze regelt een boot en onderdak voor je en stelt een ‘veilige’ route samen. Toen we in 2015 genoeg geld hadden voor één persoon om te vluchten, ging mijn man eerst, hij liep het meeste gevaar. Zijn vlucht duurt een maand en continu vreesde ik voor zijn leven. En voor het mijne, want het regime heeft ogen overal. Ik was paranoia. Wat ik ook deed, waar ik ook liep in Damascus, ik dacht continu dat er een agent achter me liep om me op te pakken. Als ik bij mensen thuis kwam die ook protesteerden, dacht ik dat ik daar werd opgewacht. Ik keek altijd achterom. Pas na elf maanden kon ik mijn man achterna reizen, met onze kat.
Weg identiteit
En dan ben je ineens een vluchteling. In Nederland was ik niet meer Rahaf, de elektrotechneut, de vrouw met dromen en ambities, met een partner en een leven. Je hele identiteit wordt teruggebracht naar dat ene woord: vluchteling. Mensen waren lief tegen me, maar ik was nooit meer een gelijke. Pas toen ik de taal leerde, opnieuw ging studeren en een baan kreeg in de techniek, voelde ik me weer gezien als mens. Ik kan me niet voorstellen hoe dat moet zijn voor vrouwen die een hoofddoek dragen. Aan mij zie je niet dat ik ‘anders’ ben. Maar ik voel het. Ook al heb ik nu lieve vriendinnen hier en heb ik zelfs een Nederlands paspoort, vanbinnen voel ik me anders. Ik blijf me afvragen hoe mijn leven eruit zou zien als ik in Syrië was. Ik mis de normaalste dingen. Drankjes doen met vriendinnen in de stad, mijn familie die dichtbij woonde. Het hele leven dat voor me lag daar, mis ik. De kinderen die ik altijd zo wenste, ben ik nog aan het afwegen. Hoe kan ik in deze wereld een kind neerzetten?
Ik ben een andere vrouw sinds mijn vlucht. Een Nederlandse, mét paspoort. Een jaar geleden, op de dag dat de revolutie in Syrië precies tien jaar duurde, mocht ik voor het eerst stemmen voor de Nederlandse verkiezingen. Ik was blij, en ik huilde. Ik wilde altijd zo graag stemmen in mijn eigen land. Stemmen voor vrijheid. Nu mocht ik stemmen, maar op een heel andere plek dan ik voor ogen had toen ik meedeed aan de revolutie.
Slechter dan voorheen
De revolutie is nog altijd bezig in Syrië, maar met het land gaat het slechter. We hadden het altijd goed. Financieel stonden we er goed voor, het enige wat ontbrak was vrijheid. Ik ben al zeven jaar geleden gevlucht, maar mentaal vlucht ik nog steeds. Ik kan amper kijken naar de beelden van Syrië op televisie. We hebben niets meer. Geen vrijheid, geen eten, geen geld. En ondertussen draaft het regime maar door. Het is precies dezelfde situatie als in Oekraïne, als je het zo bekijkt.
Nacht van de Vluchteling
Daarom heb ik me ook aangesloten bij de Nacht van de vluchteling. Er moet blijvend aandacht komen voor dit probleem. Er moet blijvend geld ingezameld worden voor vluchtelingenhulp. Zeker nu, nu ook nog 2,5 miljoen Oekraïense mensen hun land hebben moeten ontvluchten. Ik kan dit jaar zelf niet meelopen. Tijdens een van de trainingen liep ik een blessure op. Wel sta ik als vrijwilliger bij een van de rustpunten. Maar dat is hét verschil met ons hier in Nederland en de miljoenen mensen die nu op de vlucht zijn. Wij hebben de luxe om te zeggen: ik loop vandaag niet. Die keuze hebben zij allemaal niet.”