PREMIUM
Sandra, Hilde en Betsie verplegen mensen met kanker: “Je kunt het laatste stukje van hun leven mooi maken”
Het werken met ernstig zieke en stervende patiënten kan zwaar zijn. Maar oncologisch verpleegkundigen vinden hun werk vooral bijzonder en dankbaar. Drie portretten van zorgmedewerkers die zich dagelijks met hart en ziel inzetten voor kankerpatiënten, uit het AD.
“Natuurlijk neem ik dingen die gebeuren soms mee naar huis”
Hilde van Verseveld (44), oncologisch verpleegkundige Albert Schweitzer Ziekenhuis Dordrecht
In de 22 jaar dat Hilde van Verseveld nu als oncologisch verpleegkundige werkt, was er geen dag dat de kankerzorg niet in beweging was. “Er zijn zoveel meer mogelijkheden bijgekomen. We kunnen patiënten in deze tijd echt meer hoop bieden.” En dat vindt deze verpleegkundige hartstikke mooi om te zien. Want ja, het is vaak druk op de behandelafdeling van het Albert Schweitzer ziekenhuis. Hilde ziet dat ook als een goed teken: “We kunnen tegenwoordig zo veel meer behandelen.”
Haar werk is voornamelijk op de dagbehandeling. Daar geeft ze patiënten chemotherapie. De laatste twee jaar is ze ook aanspreekpunt voor een groep patiënten met hematologische kanker (onder meer leukemie). “Ik krijg mensen binnen die net een slechte diagnose hebben gehad en eigenlijk niet weten wat hun te wachten staat. Op mijn spreekuur kan ik daar rustig met ze over praten.”
Ook tijdens de behandeling belt Hilde regelmatig met haar patiënten om te horen hoe het gaat. En dat leidt soms tot pittige gesprekken, bijvoorbeeld met mensen die zwaar gebukt gaan onder hun therapie. “Ik heb zelfs een keer meegemaakt dat iemand die wél perspectief had, geen behandeling meer wilde. Dat was natuurlijk heel lastig, maar ik vond het ook mooi. Mensen hebben echt een eigen keuze.”
Hilde krijgt ook zeer geregeld jongeren voor haar neus. “Dan hebben we het over een eventuele kinderwens en hoe de behandeling de vruchtbaarheid beïnvloedt.” Hoewel de situaties soms lastig zijn, doet Hilde haar werk graag. “Natuurlijk neem ik bepaalde gebeurtenissen mee naar huis. Ik kan me nog een jonge vrouw van 18 herinneren die niet lang meer te leven had. Die vroeg me: ‘Wat moet ik nu nog met mijn leven? Ik ga toch dood.’ Ik zie haar nog zitten in bed. Je maakt mensen mee in een heel moeilijke fase van hun leven. Ik probeer ze daar zo goed mogelijk doorheen te loodsen.”
En inmiddels weet de oncologisch verpleegkundige dat het niet erg is om ook thuis aan patiënten te denken. “Er zijn zoveel patiënten die me zijn bijgebleven. Dat hoort erbij. Toch probeer ik vooral te kijken naar de veerkracht die mensen hebben. Dan moeten ze een zware behandeling ondergaan, maar herpakken ze zich. Ik blijf leren van de patiënten.”
“Doordat ik zelf borstkanker had, begrijp ik de mensen nog beter”
Betsie Hurkmans (57), oncologisch verpleegkundige in het Anna Ziekenhuis in Geldrop
Ruim elf jaar geleden voelde oncologisch verpleegkundige Betsie Hurkmans ineens een harde streng in haar borst. Zelf dacht ze aan een verstopt melkkanaal, maar het bleek borstkanker. “Ik had dat echt niet bij mezelf verwacht. Ik was in ontkenning”, zegt ze er nu over. Want ze werkte al sinds de jaren 90 als oncologisch verpleegkundige en wist als geen ander wat de diagnose betekende. “Ook al werk je met de ziekte, je ervaart dezelfde angst en onzekerheid als iedere andere patiënt.”
Haar collega’s gaven Betsie de chemo’s en immuuntherapie, de oncoloog met wie ze regelmatig visites liep, behandelde haar. “Het was heel onwerkelijk. Ik wilde graag in mijn eigen ziekenhuis behandeld worden. Daar had ik vertrouwen in.”
Inmiddels is Betsie tien jaar verder. Na haar ziekte keerde ze ‘gewoon’ terug als oncologisch verpleegkundige. In het begin viel dat haar zwaar. “Als de telefoon ging, was ik bang mijn eigen oncoloog aan de lijn te krijgen. En de aanblik van die zakken chemo kwam hard binnen.” Ze besloot niet meer op de dagbehandeling te werken en volledig over te stappen naar de oncologische verpleegafdeling, voor haar iets minder confronterend.
Tot op de dag van vandaag werkt de verpleegkundige met kankerpatiënten. “Ik vind het zo bijzonder om mensen bij te staan in zo’n moeilijke fase. Op de oncologieafdeling is het werk enorm interessant. Je bent preventief bezig, met behandelingen, maar ook met het levenseinde.”
Als ze over die laatste fase van het leven vertelt, wordt de verpleegkundige emotioneel. “Het is zo intiem als iemand sterft. Je ziet zo veel liefde tussen mensen.” Ze vertelt over een stervende vrouw die geen contact meer had met haar kinderen. Zij wilde ze zo graag aan haar bed. “Ik zei: geef me een telefoonnummer. We hebben niets meer te verliezen. De kinderen én kleinkinderen kwamen. Dat was zo mooi.”
Juist door haar eigen ziekte kan Betsie zich in haar patiënten verplaatsen. Ze probeert hun te bieden wat ze nodig hebben; smaakt het eten door de chemo niet, dan geeft ze advies, hebben ze behoefte aan een praatje, dan maakt ze daar tijd voor. “Het is zo’n dankbaar beroep. Ik zou niet anders willen.”
“Voor iemand die haar trouwdag vierde, regelde ik een dinertje”
Sandra Braks (22), oncologisch verpleegkundige in opleiding Catharina Ziekenhuis Eindhoven
Toen een patiënt onlangs vertelde dat een dag later haar trouwdag was, wist oncologisch verpleegkundige in opleiding Sandra Braks genoeg. Ze vroeg wat het stel normaal op die dag doet (samen uit eten) en ging stiekem aan de slag. “Ik heb een dinertje geregeld, inclusief wijnglazen met appelsap erin. Die mensen moesten ontzettend huilen toen ik ze erheen bracht.”
Het zijn die bijzondere momenten waardoor deze jonge verpleegkundige besloot haar carrière op een oncologische afdeling te beginnen. Ze werkt er nu anderhalf jaar en begon onlangs aan de specialisatie tot oncologisch verpleegkundige. “Ik vind het werk op deze afdeling mooi, omdat het onder meer over de kwaliteit van leven gaat. Deze patiënten komen vaker, dus je leert ze kennen en kunt echt iets toevoegen”, legt ze uit.
Tot dat inzicht kwam Sandra tijdens de pandemie. Ze liep stage op de afdeling orthopedie van het Catharina Ziekenhuis. Juist daar kwamen ouderen met corona te liggen die niet meer behandeld wilden worden. Sandra zag ontzettend veel mensen sterven. “Natuurlijk was dat heftig, maar ik vond het ook heel bijzonder. Je kon het laatste stukje van het leven mooi maken. Daar kreeg ik een warm gevoel van.” De verpleegkundige hield handen vast, nam de tijd voor gesprekken, zorgde dat een stervend echtpaar bij elkaar op de kamer kwam.
Het zette haar aan het denken over welke stages ze nog meer wilde lopen. Op de oncologische verpleegafdeling liggen soms ernstig zieke mensen die niet lang meer te leven hebben. Andere patiënten knappen juist weer op. Ze had het gevoel dat ze daar op haar plek zou zijn.
Natuurlijk, als patiënten overlijden, grijpt dat Sandra aan. “Thuis laat ik echt weleens een traan. Zeker als het om jonge mensen gaat. Gelukkig zijn de meeste patiënten behandelbaar.”
Sandra vertelt over een patiënt die door uitzaaiingen in zijn rug weinig kon. “Hij was al weken niet buiten geweest.” Met bed en al reed Sandra hem naar buiten. “Hij was zo gelukkig, maakte een selfie om aan bekenden te sturen.”
Op dierendag liet de verpleegkundige twee honden op de afdeling komen. Een patiënt waardeerde dat zó dat ze een traan liet. “Voor mij is het zoiets kleins, maar voor zo’n patiënt betekent het zo veel. Dat vind ik waardevol.”
Bron: AD