PREMIUMColumn
Sylvia: “Met lede ogen keek ik naar de uitpuilende wasmanden. Wat nu?”
Ze is getrouwd, heeft een dochter (23), twee zoons (19 en 17) en katten Lola en Siepie. Deze week schrijft Sylvia Witteman (55) over haar gesneuvelde wasmachine.
Je weet pas wat je had als je het niet meer hebt: na twaalf jaar trouwe dienst hoorde ik de wasmachine boven mijn hoofd opeens woest bonken en stampen. Het bleken zijn laatste stuiptrekkingen te zijn. “Ocharm”, mompelde ik terwijl ik zijn deurtje openmaakte. Er zat veel te veel was in de machine en drie keer raden wie hem zo volgepropt had? Huisgenoot P natuurlijk. Voor de zóveelste keer.
Geoxideerd trommelkruis
Ik trok de was eruit. Er zat raar gruis tussen. De trommel zat muurvast. Ik raadpleegde een wasmachineforum en al gauw werd duidelijk: morsdood. Iets met ‘versleten lagers’ en een ‘geoxideerd trommelkruis’ (toch niet huisgenoot P’s schuld, jammer, want ik was net een heerlijke scheldpartij aan het voorbereiden).
Een nieuwe dus. Geen probleem. Je bestelt er een bij zo’n groot witgoedverzendhuis en de volgende dag komen ze hem brengen en aansluiten. De oude nemen ze mee, die krijgt een sfeervolle begrafenis. Ideaal.
Trappenlopen
“Nee mevrouw, zonder lift bezorgen we niet hoger dan de vierde verdieping”, zei de klantenservice. Op zich heel begrijpelijk, maar mijn wasmachine staat op zolder. Op vijfhoog. Wij wonen in een oud Amsterdams bovenhuis en rond de vorige eeuwwisseling maakten ze nog geen liften. Het is een wonder dat ik niet hyperslank ben met al dat trappenlopen.
“Echt niet?” vroeg ik geschrokken. “Nee, echt niet”, zei ook de klantenservice van drie andere witgoedverzendhuizen. Met lede ogen keek ik naar de uitpuilende wasmanden. Wat nu? Luidkeels klaagde ik mijn nood op Twitter. ‘Zelf naar boven sjouwen’ was een leuke tip. ‘Ga maar naar de wasserette’ was er ook een. ‘Er zit een familiebedrijfje in de Jordaan, die doen het wel’. Ha!
Erg druk
Daar zat ik al op de fiets en een kwartier later had ik een mooie nieuwe wasmachine uitgezocht, die, jazeker, geen enkel probleem, bij mij op zolder geïnstalleerd zou worden. Hoera! “Dus dan komt u hem morgen brengen?” zei ik, al bij de deur. Nou nee, het was erg druk. Dus dat kon op zijn vroegst, even kijken: volgende week vrijdag.
Volgende week vrijdag? “Negen hele dagen!” riep ik tegen huisgenoot P. Ja, echt jammer dat ik hem de schuld niet kon geven. “Negen hele dagen!” klaagde ik tegen de kinderen die alleen maar ‘o’ zeiden en het derde schone T-shirt van de dag aantrokken, want het was ‘zulk zweterig weer’. “Negen hele dagen zonder wasmachine!” klaagde ik tegen mijn moeder die ik een uurtje later een pannetje mantelzorgsoep kwam brengen.
Mangelen
“Negen dagen...”, zei mijn moeder peinzend. “Ik weet nog goed dat jullie klein waren. Ik kookte de luiers uit in een grote pan op het fornuis. De stank die dat gaf... Pas na jaren kreeg ik een machine, een halfautomaat. Daar moest je zelf heet water in gieten en dan moest je daarna mangelen. Het droogde zo slecht in dat vochtige hok. Negen dagen, nou ja...”
Beschaamd fietste ik naar huis. Ik vulde een teiltje met sop. Ik deed er T-shirts en onderbroeken in en waste ze een voor een met de hand. Eigenlijk was het helemaal geen vervelend werk. Rustgevend, wel. Al denk ik daar over negen dagen vast heel anders over.