PREMIUMColumn
Wieke: “Hoe ben ik in vredesnaam aan zoveel zooi in huis gekomen?”
Ze is getrouwd met Rob, heeft drie volwassen kinderen en zeven kleinkinderen. Wieke woonde in bijna alle Nederlandse provincies én in Zambia, maar heeft nu haar hart verpand aan Noordwijk. Ze houdt van LLL: leven, lachen en laat-toch-waaien. En eigenlijk is er nog een vierde L, namelijk die van Libelle-lezeressen. Dit keer schrijft Wieke over haar naderende verhuizing naar een woning met een stuk minder kastruimte.
“Hoe prop je de inhoud van je huis in een twee keer zo klein huis? Over twee maanden moet alles wat we hebben, qua aantallen zijn gehalveerd. Hoe is het in vredesnaam mogelijk dat al die zooi hier is binnengekomen? Ik moet daar toch echt zelf bij zijn geweest. Dat die geniepige insluipers me nooit zijn opgevallen. Raar. Zoiets moet je ook in je portemonnee voelen, lijkt mij. Nooit iets gevoeld. Wel dacht ik soms: hé, ik sta rood! En dat dus niet associëren met onze groeiende berg bezittingen, hè? Ooit begon ik in mijn eentje op een Amsterdamse zolderkamer van 3 bij 4 meter, met één kledingkast en één boekenkast. Wel had ik me een stuk gang met een lege kast van mijn hospita toegeëigend, als een soort dependance.
Kastruimte
Nu, na negen verhuizingen naar een steeds groter onderkomen, is er een levensgroot probleem. Ons aanstaande Noordwijkse huis is leuk, maar er is bij de bouw nogal bezuinigd op kasten en wel zó, dat ze er niet zijn. Iemand gaat ze voor ons timmeren en je zult zien dat die niet klaar zijn als wij met onze troep voor de deur staan. Een nachtmerrie, want waar laat ik alles dan?
Weg ermee
Het grote schiften is aangebroken. ‘Nu kunnen eindelijk jouw lelijke Spaanse prenten weg’, zeg ik tegen Rob – als iets lelijk is, is het nooit van jou maar van je partner - en hij oppert dat dit ook het geval is met mijn boeken. ‘Als je een boek uit hebt, lees je het nooit meer’, vindt hij, ‘weg ermee’. Hoe komt iemand op het verwerpelijke en angstaanjagende idee dat je je boeken weg zou moeten doen?
Verkleinmachine
Ik herinner me ineens de film Honey, I shrunk the kids! Een wazige, wetenschappelijk onderlegde vader, vindt een verkleinmachine uit. Zo’n vader die min of meer vergeten is dat hij een gezin heeft. Op een kwaaie avond – ouders zijn weg - komen hun kinderen in de machine terecht en krijgen stante pede een pinkeltjesformaat. De vage vader komt thuis, demonteert de machine en flikkert hem naar buiten. Met zijn kinderen erin. Vind ze maar eens terug, in het hoogpolige gras vol paardenbloemen.
Gat in de markt
Het komt natuurlijk goed, want anders zou het geen Disneyfilm zijn en zou je een bioscoop vol huilende kinderen hebben. Maar zo’n verkleinmachine? Die zou ik wel tijdelijk willen hebben. Alles wat me dierbaar is en wat anders in minstens zeven kasten zou moeten, verkleinen en lekker compact overhevelen naar slechts één koffer: de handigste verhuizing aller tijden is een feit. Hoe ik die spullen weer moet vergroten is nog even een obstakel, maar ik sluit niet uit dat zo’n machine al bestaat, of binnenkort wordt uitgevonden. Dan wil ik alles één maatje kleiner, wedden dat ik maar een paar kasten nodig heb? En wat helemaal geweldig zou zijn…dat ik er zelf ook even inkruip en er met maat 40 uitkom. Gat in de markt. Goed. Altijd blijven dromen (heilzaam) en nu maar weer verder met dat weerzinwekkende schiften.”