PREMIUMColumn
Wieke: “Ik word nu voor al die jaren geniepig gluren gestraft”
Ze is getrouwd met Rob, heeft drie volwassen kinderen en zeven kleinkinderen. Wieke woonde in bijna alle Nederlandse provincies én in Zambia, maar heeft nu haar hart verpand aan Noordwijk. Ze houdt van LLL: leven, lachen en laat-toch-waaien. En eigenlijk is er nog een vierde L, namelijk die van Libelle-lezeressen. Dit keer schrijft ze over gluurders en gordijnen.
Gluren bij de buren… Ik vind dat zelf erg leuk, maar wel in het donker, zodat zij mij niet zien.
Nu word ik voor al die jaren geniepig gluren gestraft, want iedereen kijkt bij ons naar binnen. Onze gordijnen zijn al weken bij de stomerij en wachten daar totdat ze terug naar huis mogen. Zolang er nog geklust wordt, heeft dat geen zin. Dus riante inkijk alom.
Net Artis
Over het pad langs de zijkant van ons huis, loopt altijd veel volk. Op twee meter afstand van onze tafel staat een ijzeren hekwerk. Net Artis, als wij ontbijten. De één kijkt wat schichtig naar binnen en dan snel weer voor zich, alsof hij heus niet gekeken heeft. Anderen blijven gewoon staan. “Kijk jongens,” wijst Rob naar zijn boterham, “ik doe er hagelslag op!” En hij rammelt met het pak alsof hij castagnetten in zijn hand heeft. We zwaaien tegen al te uitbundige gluurders. Die zwaaien terug. Dat wel. Op een ochtend wordt het ons te dol. Ik nies nogal heftig, iemand buiten ziet dat, blijft staan en roept: proost! Die persoon staat geduldig te wachten tot zijn hondje is uitgepoept. In die tijd kun je gerust proost roepen en gebaren dat je zo die poep in een zakje gaat doen. Zodat wij niet denken dat hij het laat liggen. Of dat hij expres naar ons kijkt.
Gordijnen
Ik bel de stomerij. “Ik morgen komen”, zegt de Turkse baas. “U hangt ze toch ook op?”, vraag ik voor de zekerheid. “Nee.” “U zei van wel!” “Zei ik echt niet! Maar ik stuur jongen.”
De volgende dag komen de gordijnen. Met jongen, die kijkt alsof hij net een pak slaag heeft gehad. De baas van de stomerij zou de gordijnen in zakken doen met daarop geschreven waar ze moeten hangen. Dat is niet gebeurd, dus nu heeft ‘jongen’ een probleem. “Gróót stukje!”, wijst hij naar de vele meters gordijn. Zijn Nederlands is nog niet in orde. Ons Turks ook niet. Als het gordijn hangt, blijkt dat het een gordijn voor boven is. Net een raam met een te korte broek. “Kléin stukje!”, constateert hij benauwd.
Niet zeuren
Leve onze klusser Mike, die al dagen bezig is in huis. Hoofdschuddend kijkt hij naar de wanhopig met lappen worstelende jongen. “Effe de haakjes tellen joh!”, stelt hij voor. Jongen is niet bekend met het woord ‘haakjes’. Mike, gezegend met veel tact, laat het zien. “Haal er maar af”, zegt hij, “dit gordijn moet naar boven.” Hij heeft snel uitgevogeld welk gordijn waar hoort, door haakjes te tellen en de boel even op te meten. “Zwart!”, zegt de jongen benepen. “Nee joh, bruin!”, zegt Mike. “Ben je kleurenblind?” Maar met ‘zwart’ bedoelt hij ‘zwaar’. “Niet zeuren! Optillen en naar boven met de handel!”
Groot stuk
De jongen krijgt het voor elkaar om ook boven het verkeerde gordijn op te hangen. Het sleept over de grond. “Gróót stukje”, piept hij. “Háál d’r af!”, commandeert Mike. Hij neemt de regie over en zowaar binnen een uur hangen de gordijnen en de vitrage daar, waar ze altijd hingen. Ik had niet geweten wat we zonder Mike hadden gemoeten. Tussen de jongen en mij was het nooit goed gekomen met die gordijnen. Allebei nul ruimtelijk inzicht en geen benul van afmetingen. Met de terugkeer van de gordijnen is ook ons Artis-gevoel weg. Wij kunnen nu bij het ontbijt voorbijgangers bekijken zonder dat zij ons zien. Ik snijd kaas voor mezelf af. Een lekker gróót stukje. Niemand die het ziet.