Claudia Hörster (41) beheert de kunstcollecties van de Oranjes: “Beatrix vraagt me geregeld om advies”
Van het sterfhemd van koning-stadhouder Willem III tot serviezen en kunstwerken, de collectie van het Koninklijk Huis is enorm én heel divers. Claudia Hörster (41) en haar team beheren deze verzameling objecten. “Iedere generatie koningen en koninginnen heeft haar eigen smaak, dat zie je mooi terug in de paleizen.”
Claudia Hörster loopt naar het raam van haar kantoor en kijkt naar de voorbij jagende wolken boven de bomen in de paleistuin. “Nooit gedacht dat ik hier zo lang zou blijven”, zegt ze, “maar in deze baan is geen uur hetzelfde, elke dag is weer spannend. En er valt nog zoveel moois te doen.”
Precies 12,5 jaar werkt Hörster nu bij het hofdepartement Koninklijke Verzamelingen van het Koninklijk Huis; eerst als kunstconservator, daarna als hoofd collecties en sinds 2019 als directeur. Ze ontvangt me op Het Koninklijk Huisarchief bij Paleis Noordeinde, in haar kamer die eind negentiende eeuw ook fungeerde als werkkamer van Emma en Wilhelmina. “Deze kamer lag dichtbij het archief en de bibliotheek, hier konden ze lezen en ook de aquarellen bekijken die hier werden bewaard. Zelf verzamelden ze schilderwerken van de Haagsche School.”
Helaas wordt momenteel een deel van het gebouw gerenoveerd – de vloeren van de gangen gaan schuil onder lagen karton – en is een rondleiding niet mogelijk. “Zo jammer, anders had ik je een mooi deel van de collectie kunnen laten zien in de museumzaal waaraan momenteel wordt gewerkt.”
In haar kamer hangen op het goud-blauw gestreepte behang verschillende schilderijen, onder andere portretten van Emma, Wilhelmina en Juliana door Willy Sluiter, en een portret van Beatrix geschilderd door Bob Bruijn. Bij een kopje thee – vanwege de verbouwing uit een papieren bekertje – vertelt Hörster wat de Koninklijke Verzamelingen nu eigenlijk behelzen. Kortweg gezegd: het omvat de archieven én de duizenden objecten die de familie Oranje-Nassau in de loop der eeuwen bijeengebracht en bewaard hebben. Privé-eigendommen die in verschillende stichtingen zijn ondergebracht, maar die veelvuldig in bruikleen worden gegeven aan musea en voor tijdelijke tentoonstellingen. Daarnaast zorgen Hörster en haar dertigkoppig team ook voor de openstelling van Het Koninklijk Paleis in Amsterdam en Paleis Noordeinde.
Ze legt uit: “De Staat der Nederlanden heeft drie paleizen ter beschikking gesteld aan de koning: Huis ten Bosch als woonpaleis, Paleis Noordeinde als werkpaleis en het Koninklijk Paleis Amsterdam als ontvangstpaleis. Dat laatste paleis is, als er geen ontvangsten zijn, opengesteld voor het publiek. Veel mensen weten dat niet, maar voor corona ontvingen we daar meer dan 300.000 bezoekers per jaar. Ook Paleis Noordeinde stellen we een aantal zaterdagen in de zomer open als de koning in het buitenland is. Je snapt natuurlijk wel dat je geen drommen bezoekers over de vloer kunt hebben als er tegelijkertijd meer dan honderd medewerkers van de Dienst van het Koninklijk Huis werken, inclusief de koning en de koningin zelf. Op al die paleizen kan ook gelogeerd worden, door staatshoofden en andere gasten van de koning.”
Waar moet ik aan denken als je het hebt over de objecten uit de Koninklijke Verzamelingen?
“We hebben duizenden objecten die de koninklijke familie in de loop van twee eeuwen heeft verzameld of cadeau heeft gekregen; van poppen tot serviezen tot kleding en beeldende kunst. Voor wat door de stadhouders en hun vrouwen werd verzameld – vooral Amalia van Solms, de vrouw van prins Frederik Hendrik, was in de zeventiende eeuw een enthousiaste verzamelaar – moet je naar het Mauritshuis of Rijksmuseum. Toen stadhouder Willem V eind achttiende eeuw halsoverkop moest vluchten en de napoleontische tijd aanbrak, heeft hij al zijn kunstschatten achtergelaten en die kwamen in rijksmusea terecht.
Koning Willem I verzamelde in de negentiende eeuw een beetje, maar zijn zoon Willem II verzamelde ongeremd – die man heeft zúlke belangrijke werken aangekocht. Na zijn vrij plotselinge overlijden bleek hij grote schulden te hebben, want hij leefde met zijn vrouw Anna Paulowna op te grote voet. Toen is bijna alles door de executeurs-testamentair verkocht. Die stukken vind je nu terug in grote musea over de hele wereld. De huidige verzameling is ondergebracht in verschillende stichtingen, onder andere Stichting Historische Verzamelingen van Huis Oranje-Nassau (SHVON), Stichting Koninklijke Geschenken en Stichting Archief. Van de eerste is de koningin voorzitter van het bestuur, van de laatste twee de koning.”
Wat is het meest kostbare stuk?
“Dat is een onmogelijke vraag! Het Smeekschrift der Edelen uit 1566 – tja wat voor waarde heeft dat? Dat is de geboorte van Nederland op een stuk papier. Dat is onvervangbaar. We hebben ook een zilveren luiermand die op de lijst staat van beschermde goederen die nooit verkocht mogen worden. Daarvan is vastgesteld dat het voor Nederland een belangrijk object is. Eén van de bruiklenen die binnenkort de deur uitgaat, naar een tentoonstelling in het Limburgs Museum, is het hemd dat koning-stadhouder Willem III droeg toen hij een jachtongeluk kreeg waaraan hij later zou overlijden. Hij lag al een aantal dagen ziek op Het Loo toen de boel ging infecteren. Ze hebben de mouw opengesneden om de wond te kunnen verzorgen. Blijkbaar vond men het toen al de moeite waard om dat hemd te bewaren. Dat is echt een historisch stuk.”
Geeft het koningspaar aan elke bruikleen zijn zegen?
“Ja, elke bruikleen wordt aan het bestuur van de betreffende stichting voorgelegd. Op de bestuursvergaderingen wordt van alles besproken, dus de koning en de koningin zijn heel goed op de hoogte. Ik ben de uitvoerend directeur, het bestuur bepaalt het beleid en controleert of ik mijn werk goed doe.”
Ze vertelt dat het laatste decennium meer zichtbaar is geworden wat de Koninklijke Verzamelingen doen. “In de tijd van Beatrix was het een beetje do good don’t talk about it, maar stilzwijgend werden toen ook al een groot aantal culturele instellingen gesteund. Paleis Het Loo en het Rijksmuseum hebben bijvoorbeeld duizenden objecten in langdurige bruikleen, net als het Nederlandse Openluchtmuseum – de hele streekdrachtencollectie van Wilhelmina is daar ondergebracht. Daarnaast werken we mee aan zo’n vijftig tentoonstellingen per jaar in binnen- en buitenland. Zo waren op de tentoonstelling over Juliana in de Nieuwe Kerk honderden bruiklenen te zien. Twee derde van die tentoonstelling kwam uit onze collectie. En heb je een paar jaar geleden de Gouden koets-tentoonstelling bezocht in het Amsterdam Museum? Afgezien van de koets zelf waren daar ook honderden objecten uit onze verzamelingen.”
Ik zag in een tentoonstelling over Amsterdam Modestad ook de trouwjurk van Máxima.
“Dat is gewoon haar jurk, haar privé-eigendom, maar wij verzorgen alles eromheen als die wordt uitgeleend. De verzekering, het transport, et cetera.”
Prinses Beatrix staat bekend als een groot kunstliefhebber en verzamelaar. Beheren jullie ook haar kunstcollectie?
“Zij heeft inderdaad een ontzettend groot hart voor alles wat met kunst en cultuur te maken heeft. Dat is een deel van haar ziel. Ik heb geregeld contact met haar. Sowieso om te adviseren over haar collectie, die moet natuurlijk ook beheerd worden, maar het is háár kunstverzameling, die valt niet onder de Koninklijke Verzamelingen. Zij koopt gewoon wat zij wil hebben. Ze kent de kunstenaars van haar generatie vaak goed.”
Dan zegt ze wel: Claudia, kijk eens met me mee?
“Ja. Dan richten we een kamer op Drakensteyn opnieuw in, of moet iets opnieuw worden ingelijst. Of ze vraagt of ik iets kan uitzoeken. Of ze wel of niet die Armando koopt, daar hoef ik haar echt niet bij te adviseren.”
En hoe zit het met de liefde voor kunst bij Willem-Alexander en Máxima?
“Het koningspaar heeft een brede internationale smaak. Ze houden veel van Dutch Design, wat ook is toegevoegd bij de verbouwing van Huis ten Bosch. In samenwerking met het Textielmuseum worden nu nieuwe gordijnen voor de Chinese zaal gemaakt. Daarnaast kopen ze vaak van buitenlandse kunstenaars, zoals je ook kon zien in het tv-interview van de koningin met Matthijs van Nieuwkerk. Iedere generatie heeft haar eigen smaak, dat wordt mooi weerspiegeld in de paleizen. Het is net als wanneer je van een muur steeds weer een laagje verf wegkrast: elke keer komt er een andere kleur tevoorschijn die een ander verhaal vertelt en een andere laag van de geschiedenis weergeeft.”
Ze rommelt in haar bureaulade en haalt een ansichtkaart tevoorschijn van koningin Juliana in 1951 in haar werkkamer (met – jeugdsentiment! – aan de deurklink van de balkondeur een Pro Juventute Oranje-kalender met een foto van de kleine prinses Margriet). Hörster: “Zie je dat strakke bureau? Die hypermoderne metalen ladekast? Juliana had Paleis Soestdijk vernieuwend ingericht met wat ik gemakshalve de Gispen-stijl noem, de zakelijke stroming die in haar tijd in de mode was. Ze had ook een groot raam in haar kamer laten inbouwen. Juliana heeft altijd modern willen zijn, maar ook zij had gevoel voor geschiedenis. Je ziet een antieke lamp op haar tafel en een klassiek bloemenschilderij aan de muur. Prachtig hoe verschillende stijlen zo samenkomen.”
Hoe ben je als Duitse hier eigenlijk terechtgekomen?
“Ik heb in Milaan Cultuurmanagement gestudeerd. Daarna wilde ik nog een onderzoeksmaster aan de Universiteit van Amsterdam doen; ik wilde de bezoekersboeken van het Trippenhuis bestuderen, de voorloper van het Rijksmuseum. In Duitsland is veel vernietigd in de oorlog, maar in Nederland bestaan dergelijke bronnen nog. Mijn vraag: wie maakten er gebruik van de kunstmusea, wie waren de bezoekers? Waren dat inderdaad alleen maar tempels voor de elite, zoals men tot dan toe had aangenomen? Ik had daar zo mijn twijfels over. En wat bleek? Op de dagen dat de mensen uit de buurt niet hoefden te werken, zo rond de Joodse feestdagen – het Trippenhuis stond midden in de Jodenbuurt – en de kermis, was het museum geopend. En dan was er zo’n enorme vloed aan bezoekers dat de politie er soms aan te pas moest komen om de deuren te sluiten. In die bezoekersboeken staan niet alleen namen, maar ook adressen en beroepen, zodat je precies kon zien wie er kwamen. Suikerbakker, pakhuisknecht, dienstmeid, matrozen van de zeevaartschool – ze kwamen allemaal naar de zeventiende-eeuwse meesters kijken. Daar word ik zo blij van! Terwijl vanuit een soort wetenschappelijk arrogantie werd aangenomen dat het volk niet geïnteresseerd zou zijn in kunst.”
En waarom namen ze jou aan bij de Koninklijke Verzamelingen?
“Ik denk dat ze een kunsthistorica zochten die breed geïnteresseerd was, een generalist. We werken hier met een klein team dat tienduizenden objecten moet beheren, van poppen tot prenten. Dan kun je niet iemand hebben die gespecialiseerd is in zeventiende-eeuwse miniaturen.”
Geestdriftig: “Dat is het leuke van deze baan en dat is ook waarom ik zo lang blijf: het is ongelooflijk divers waar ik mee bezig ben. Op één dag kan ik met de burgemeester van Delft de grafkelder inspecteren, een bespreking hebben met de koningin over de schilderijen op Huis ten Bosch, de renovatie van een plafond bekijken en een advies geven over een archiefonderzoek. Daartussendoor stuur ik ook nog mijn fantastische team aan.”
Wanneer ben je het meest in je element?
“Tijdens de verbouwing van Huis ten Bosch heb ik heel wat ingeruimd en uitgeruimd, schilderijen opgehangen, meegedacht over concepten voor de kamers. Hoe leuk is dat! Dat mis ik wel een beetje, dat je de objecten echt kunt vastpakken. Ik ben toch wel het meest in mijn element als je mij een analyse laat maken van waar we nu staan en ik een meerjarenplan mag maken. Professioneel voor alles zorgen, dat is toch onze hoofdtaak: het erfgoed beschrijven en bewaren voor de toekomst. En dat erfgoed zoveel mogelijk laten zien aan zoveel mogelijk mensen. Wat ik daarnaast erg belangrijk vind: faciliteren dat er onderzoek wordt gedaan. Ik zie het als onze taak om informatie beschikbaar te stellen waardoor dit land kan leren over zijn geschiedenis. Zéker in deze tijden waarin vanuit andere invalshoeken naar het verleden wordt gekeken.”
Heb je het dan over het koloniale verleden van Nederland?
“Precies. De koning, historicus van origine, is daarin erg geïnteresseerd. Vandaar dat hij heeft aangekondigd onderzoek te laten doen naar de rol van zijn familie in de koloniale geschiedenis.” Sommige mensen vinden dat overdreven. Die zeggen: ach, dat waren andere tijden. “Geschiedenis is nooit afgerond. Dat heeft alles te maken met de toenmalige waarneming en met je huidige normen en waarden. Als Duitse ben ik hier zó mee opgegroeid. Op school ging het altijd over hoe we ons moesten verhouden tot ons verleden. Het kijken naar je eigen fouten wordt in Duitsland, anders dan hier soms, niet gezien als een aanval op je eigen identiteit. Om te begrijpen wie je bent moet je naar de mooie én de confronterende kanten kijken, naar het totale verhaal. Je identiteit wordt er alleen maar rijker en geschakeerder door. Het koningspaar begrijpt dat goed en loopt er niet voor weg. Vergeet ook niet: de koning heeft een verbindende rol, juist in deze tijden. Daarom vinden momenteel verzoeningsgesprekken plaats waarbij naar veel verschillende mensen wordt geluisterd. Zo krijgen ze een compleet beeld van wat er in de samenleving speelt, veel meer nog dan jij en ik. Eerst luisteren – daar draait het om. Dat begrijpen zij als niemand anders.”
Zelf kijken?
De archieven en collecties van de Koninklijke Verzamelingen zijn te vinden op koninklijkeverzamelingen.nl. Op deze website en op social media zijn ook de data van de zomeropenstelling van Paleis Noordeinde te vinden. Van 7 april tot en met 1 oktober is een deel van de collectie van de Koninklijke Verzamelingen onderdeel van de expositie Franje & Oranje in Kasteel Duivenvoorde in Voorschoten. Deze tentoonstelling is ingericht ter ere van het 10-jarig koningschap van Willem-Alexander. Kasteelduivenvoorde.nl
Instagram: @koninklijkeverzamelingen, @koninklijkhuis