PREMIUM
Dagboek van Willeke: “Ik heb geen zin in dit benauwde huis met deze rotsfeer”
Willeke besluit Micha een appje te sturen over de kus in het fietsenhok. Ondertussen wordt de sfeer er thuis niet gezelliger op.
Maandag 10 januari
Ik heb een beslissing genomen. Ik wil eerst weten wat Micha van me wil. Ik zet Floris toch niet zomaar voor niemand de deur uit? De gedachte aan alleen zijn maakt me angstig. Ik heb nog steeds aan niemand verteld wat er is gebeurd. Ik kan het niet, want ik ben duidelijk degene die fout zit. Bovendien doet de hele familie raar, ook de enige twee mensen aan wie ik dit zou durven vertellen. Mama lijkt compleet van de wereld en Robbert is steeds overdag onbereikbaar en tot diep in de nacht op feestjes, aan zijn Instagram te zien. Met wie is hij in godsnaam aan het feesten tijdens de lockdown?
Gelukkig heb ik nog even om na te denken. Floris is tot zaterdag op skivakantie, zijn vader laat hem een weekje spijbelen. Hij stuurt me steeds blije foto’s van bovenop een berg, waarop ik dan schuldbewust antwoord geef.
Ik stuur Micha het bericht waar ik al twintig minuten naar zit te kijken:
‘Hey, gelukkig nieuwjaar. Ik denk steeds aan laatst. Misschien kunnen we even praten voordat de repetities weer beginnen vrijdag? Xx Willeke’
Hij geeft de hele dag geen antwoord. Op school zie ik hem twee keer langslopen. Hij lacht vriendelijk naar me, maar maakt geen aanstalten om een gesprek met me te voeren. Ik voel me warrig. Wat was die kus in het fietsenhok als het geen liefdesverklaring was? Waarom gaat hij gewoon verder alsof er niets is gebeurd?
Als ik thuiskom, is het koud in huis. Ik zet net de verwarming aan als mama binnenkomt. Ze lijkt opgejaagd en ze heeft geen boodschappen bij zich. Ze vraagt niet hoe het op school was, zoals ze meestal doet.
“Hey mama, waar was je?” Ik vraag het luchtig, ik vind het raar dat we niet praten.
“Nergens. Even naar de huisarts. Gewoon een controle... dat moet af en toe na de baby.”
Na de baby? Titia is al bijna één. Als ze geen zin heeft om me de waarheid te vertellen, prima. Dan heb ik ook geen zin om hier te zijn, in dit benauwde huis met deze rotsfeer.
“Ik ben vergeten te zeggen dat ik vanavond bij papa eet”, zeg ik. Ik trek meteen mijn jas weer aan.
“Bij papa?” Ik zie haar denken dat ze eigenlijk boos moet worden dat ik dat niet eerder heb gezegd, dat het raar is dat ik doordeweeks ga, dat ze papa moet bellen om te controleren of ik de waarheid spreek, maar ze zucht diep en zegt niks meer. Ze ziet er moe uit. Ze wrijft in haar bleke gezicht alsof het eraf gepoetst moet worden. “Oké, niet al te laat thuis zijn.”
In de bus bel ik papa dat ik eraan kom. Hij is verrast, maar vindt het alleen maar leuk. Hij is gewoon thuis op de boerderij zoals altijd. Hij vraagt of ik het erg vind dat er iemand mee-eet. Ik denk dat ik wel weet wie en ik glimlach naar het landschap buiten het busraampje.
Hij haalt me zoals altijd op bij de bushalte en we wandelen naar zijn huisje. Hij stelt geen moeilijke vragen over thuis of school of mama of Floris. In zijn huisje hangt een vreemde, maar prettige geur en de houten stoelen staan ondersteboven.
“Lijnzaadolie”, zegt papa. “Ik leer een beetje meubels bewerken.” Hij staat trots naar zijn stoelen te kijken wanneer de deur opengaat. Het is inderdaad Myrthe, de vriendelijke vrouw die de baas is van de zorgboerderij. Aankloppen doet ze al niet meer, zie ik. Ze heeft een krat met groentes bij zich.
Met z’n drieën koken we in het minuscule keukentje met het tweepits fornuisje: stamppot en een groentestoof met paddenstoelen. We eten zittend op stapels kratten. Als papa naar zijn ijskastje loopt, pakt hij er niet zijn gewoonlijke biertje uit, maar een alcoholvrij drankje. Ik zeg er niks van, maar het maakt me blij.