PREMIUM
Tessel: “Zal hij elke week een tinderdate een duinpan in sleuren?”
Tessels date met Reinier gaat verder, maar onderweg bekruipt haar een nare gedachte.
We gaan zitten op mijn jas. We zoenen. God, deze man zoent lekker. Hij duwt me zachtjes achterover tot ik lig. Zand in mijn haar. Zand in mijn oren. Zand overal. Ik voel me een schoolmeisje met haar eerste vriendje.
‘Dat is lang geleden dat ik in een duinpannetje heb liggen vrijen’, zeg ik ademloos.
Reinier heeft inmiddels mijn trui omhooggeschoven, zijn hand is op weg naar mijn borsten.
‘Of doe jij dit elke week?’
‘De laatste keer was denk ik in mijn studententijd’, zegt hij terwijl hij me in mijn hals kust.
Aan de andere kant van het duin praten mensen, gillen kinderen, blaft een hond. Hier is het stil, ik hoor alleen de ademhaling van Reinier en die van mij. We zoenen en voelen en strelen elkaar als twee pubers. Ik verlies alle besef van tijd tot ik opeens gehijg hoor. Ik kijk op. Een chocoladebruine labrador duwt zijn snuit in onze verstrengelde benen.
‘Japie! Japie! Hier!’, roept een vrouwenstem. De hond spitst een oor, blijft staan, gaat door met snuffelen, beurtelings aan Reinier en aan mij.
‘’Hij ruikt iets’, giechel ik.
‘Seks is in the air’, zegt Reinier.
We gaan rechtop zitten, we trekken truien en shirts naar beneden, Reinier helpt me met mijn behasluiting. Hij maakt zijn riem vast. Ik peuter zand uit mijn oren.
We kijken elkaar verhit en lachend en verlegen aan.
‘Ik moet gaan’, zegt Reinier. Hij haalt zijn telefoon uit zijn zak. ‘Ik heb beloofd om nog even langs mijn ouders te gaan en het is al vier uur.’
De hond wordt weer geroepen. ‘Japie! Hier!!!’
Deze keer luistert hij wel naar zijn baas. Hij kijkt nog even achterom en gaat er vandoor.
Reinier helpt me overeind en ik sla mijn jas uit. Dan lopen we terug naar onze auto’s. De oude mannen zijn verdwenen. Reinier pakt iets van de achterbank van zijn stokoude Volvo. ‘Voor jou.’ Hij geeft me een rijpe mango. Dan kust hij me teder op mijn mond.
‘En nu moet ik gaan.’
Achter hem aan rijd ik de strandweg af. Bij de stoplichten sorteert hij rechtsaf, ik moet rechtdoor. Even staan we naast elkaar te wachten. We kijken elkaar aan. Hij brengt zijn vingers naar zijn lippen. Ik bloos.
Dan springt zijn stoplicht op groen, hij slaat af en is verdwenen.
Wat een man, denk ik. Wat een leuke, heerlijke man. Zijn zoet-kruidige geur hangt nog om me heen. Ik voel aan de mango die naast me ligt op de bijrijdersstoel.
Zal hij dit allemaal zo van tevoren bedacht hebben, denk ik. Zal hij elke week een tinderdate een duinpan in sleuren?
Een ongerust gevoel sluipt in mijn buik. Is Reinier niet too good to be true? Een casanova? Het gemak waarmee hij me vanmiddag versierde... Straks word ik wéér verliefd op een foute man. Ik denk aan Pieter, aan Robert, de mannen die ik nooit helemaal mocht hebben.
Thuis spoel ik onder de douche het zand van mijn lijf en uit mijn haren. Mijn hoofd zit vol beelden: hoe hij me taart voert, mijn koude handen onder zijn shirt, het littekentje bij zijn mond. Zijn licht-Haagse accent, zijn lippen om mijn tepels. De mango, rijp en vol als een vrouwenborst in mijn hand.
Onwillekeurig glimlach ik om die film in vage jarenzeventigkleuren; twee vijftigers, vrijend en zoenend als pubers, tot ze van verlangen uit elkaar barsten.
Houd het luchtig, zeg ik tegen mezelf. Geen zorgen. Koester het moment. Wat er ook gebeurt, deze middag pakt niemand je af.
Als ik met een handdoek om mijn hoofd en in mijn ochtendjas de kamer inloop zie ik dat ik twee appjes heb. Een is van Reinier.
Je bent nog leuker dan ik hoopte.
En een is van Corine.
Wil je alsjeblieft komen?