Zorgenzoon – deel 10: “Lars is ontsnapt en ik moet naar het buitenland”
Wegens ernstige gedragsproblemen is Lars in mei 2018 op de gesloten afdeling van een instelling geplaatst. Hij heeft maar een wens: er zo snel mogelijk weer uit komen. Dus loopt hij weg.
Op een zomerse vrijdagmiddag eind augustus gaat de telefoon. Een begeleider van de instelling informeert hoe het mij gaat. “Prima,” antwoord ik, verwonderd over zijn vraag. “Ik heb helaas niet zulk goed nieuws, Lars is weggelopen tijdens het boodschappen doen,” laat hij er zacht op volgen. Lichte paniek maakt zich van mij meester. Verdorie, had ik het toch goed voorvoeld. “En nu?” vraag ik bezorgd. “We hebben een telex uitgestuurd naar alle politiebureaus in Nederland, met een signalement van Lars en het verzoek naar hem uit te kijken. Maar we verwachten niet dat hij ver zal komen, hij heeft geen telefoon of geld bij zich en ook geen identiteitsbewijs.” De man doet zijn best geruststellend te klinken. Ik wist het, ik wist het, schiet het door mijn hoofd. Alles klopt, de opgewektheid van Lars tijdens het bezoek van vorige week, de tas met meegegeven kleding. Ik weet nog een ding zeker: als Lars iets in zijn hoofd heeft, gaat het gebeuren ook. Het gaat hem zeker lukken om de provincie waar hij al een zomer opgesloten zit, te verlaten en naar het westen te reizen. Hij gaat naar mij toekomen. En dat komt slecht uit, want ik moet morgen op reis voor mijn werk. Vier dagen naar het buitenland. Shit.
In dubio
In mijn hoofd speel ik de mogelijke scenario’s af. Ik moet mijn reis cancelen, ik moet thuisblijven en helpen om Lars te zoeken. Stel dat hij gewond raakt. Als ik in het buitenland zit, kan ik niet binnen een uur ter plekke zijn als hij gevonden wordt. Aan de andere kant: Ik had me erg verheugd op de trip en bovendien, als ik thuis blijf word ik gek van de ongerustheid, doe geen oog dicht en zit dag en nacht voor het raam om te kijken of hij al komt. Ik word gek van mijn eigen gepieker, kan wel huilen. Maar huilen helpt niet. Ik overleg met Harm, die mij aanraadt wel te gaan. “Je kunt niets doen, ga gewoon,” is het enige wat hij zegt.
Ik pak mijn tas maar blijf twijfelen. ‘s Nachts doe ik geen oog dicht. Waar zou Lars nu zijn? Hoor ik iets bij de deur? Gestommel? Geroep? Maar het blijft doodstil. Ook het scherm van mijn telefoon blijft donker. De volgende ochtend staat de taxi naar Schiphol voor de deur. Mijn vriendin met wie ik samen reis, kijkt me ernstig aan. “Wat je ook beslist, ik respecteer het,” zegt ze. Ik zucht nog een keer en stap dan toch met mijn koffertje bij haar in de auto. “Afspraak is afspraak,” zeg ik tegen haar. Het klinkt fermer dan ik me voel. Met een knoop in mijn maag stijg ik op. Lars, houd vol, doe niets doms, bid ik. Eenmaal op de plek van bestemming, moet ik mezelf dwingen mijn aandacht bij het programma te houden. Al gebeurt er nog zoveel leuks, is het hotel (een cruiseschip) fantastisch, ontmoet ik gekke mensen, zie ik bijzondere steden en vloeit de wijn rijkelijk, ik dwaal steeds met mijn gedachten af. Naar Lars. Waar zou hij nou toch zijn? Ik heb nog een paar keer gebeld met de instelling, maar niemand heeft meer iets van hem vernomen. Mijn vriendin leeft enorm mee, doet haar best mij op te vrolijken en mij af te leiden met een glaasje bubbels en grappige verhalen. Ik ben haar intens dankbaar. In mijn eentje thuis was ik vast gek geworden.
Na drie dagen zit de trip erop. We stappen weer in de gereedstaande taxi die ons naar het vliegveld brengt. Mijn telefoon gaat. Het is Harm. “Lars is bij mij,” zegt hij. “Hij heeft eerst bij vrienden gezeten, het toen bij jou geprobeerd maar omdat jij niet thuis was, is hij naar mij gekomen. Vannacht om half een stond hij onder mijn raam. Met een grote grijns. Hij ligt nu in bed en slaapt. Ik ga kijken of ik hem straks zelf terug kan brengen.”
Mijn god, Lars is terecht. En ongedeerd. Maar hoe nu verder? Want Lars laat zich vast niet zomaar terugbrengen, nu hij aan zijn vrijheid geroken heeft. Dat wordt nog wat.
Opgepakt
Een stuk opgeluchter dan op de heenreis stap ik in het vliegtuig. Helaas ben ik nu een paar uur onbereikbaar, dus ik moet het nu wel even loslaten allemaal. Wanneer ik halverwege de middag mijn eigen huis binnenstap, belt Harm. Nadat Lars ontwaakt was en had ontbeten, had Harm hem gezegd dat hij hem terug naar de instelling zou brengen. Waarop Lars begon te schreeuwen dat hij daar niet aan zou meewerken om vervolgens direct de trap af te stormen. Harm had gezegd: ‘als je wegloopt, bel ik de politie.’ Maar Lars liet zich niet weerhouden en was de deur uitgerend. Waarop Harm zijn dreigement direct ten uitvoer bracht en 112 had gebeld. Op advies van Harm waren de agenten naar de dichtstbijzijnde metro gereden. Bingo, daar liep de voortvluchtige. Lars was aangehouden en liet zich gelukkig zonder tegenstribbelen door de agenten in het busje zetten. Die vervolgens linea recta richting het oosten van het land koersten om daar het opgeduikdelde vrachtje achter de slagboom achter te laten.
Dus nu zit Lars weer veilig verstopt in het frisse groen. En ga ik iedere zondagmiddag bij hem op bezoek. “Het was me bijna gelukt ma,” zegt hij zuchtend.
Volgende week: Een Time Out in Groningen
Dit is de negende aflevering van een serie columns over Lars (17), een jongen met ADHD en licht autisme. Zijn gedragsstoornis brengt hem regelmatig in de problemen. Zijn moeder, Febe van Otterlo, is freelance journalist. Om privacyredenen zijn de namen in deze column gefingeerd. De naam Febe van Otterlo is een pseudoniem.
Beeld: iStock