null Beeld

Zorgenzoon – deel 13: “Plots vult de hal zich met agenten”

Wegens ernstige gedragsproblemen is Lars in mei 2018 op de gesloten afdeling van een instelling geplaatst. Na diverse vechtpartijen moet hij tot bezinning komen in een andere jeugdinstelling in Groningen. Daar loopt hij weg en komt schuilen bij zijn moeder.

Online redactie Libelle

De volgende ochtend ben ik al vroeg op. In mijn buik voel ik een een vaag gevoel van ongerustheid. Hoe het gaat lopen vandaag weet ik niet, maar pittig wordt het zeker. Lars slaapt nog. Ik moet in actie komen, mensen bellen. Hij kan hier niet blijven. Al druist dat keihard in tegen mijn moederinstinct. Als eerste bel ik de instelling. “Lars is bij mij” zeg ik tegen de begeleider die de telefoon opneemt. “Dat is mooi,” antwoordt de man. “Maar wij komen hem niet halen. Dat is een klus voor de politie.” Ik toets het landelijke 0900 nummer in en leg de situatie kort uit. “Tja mevrouw, hiervoor komen we niet in actie. Dat moet de instelling zelf maar oplossen. Zij zijn verantwoordelijk voor hem, zij moeten er voor zorgen dat hij niet wegloopt.”

Intussen is Lars wakker geworden en staat onder de douche. “Komt de politie?” vraagt hij angstig. “Nee,” antwoord ik hem. Ik weet niet of ik opgelucht of teleurgesteld moet zijn. Lars kleedt zich snel aan en gaat naar buiten. De vrijheid tegemoet. Op zoek naar zijn makkers die hij al zeven maanden niet heeft gezien. De makkers die er mede verantwoordelijk voor zijn dat hij achter gesloten deuren is beland. Maar dat ziet hij zelf alleen anders. Want zijn ongelukkige situatie is allemaal mijn schuld.

Rechtszaak

Omdat ik niet weet wat ik nu moet doen, bel ik de gezinsmanager van Bureau Jeugdzorg. Ze neemt niet op en ik spreek een boodschap in. Lars heeft zijn vlucht goed gepland, want over vier dagen heeft hij een rechtzaak die beslist of de gesloten machtiging verlengd wordt of dat hij naar een open setting mag. Dus daarvoor zou hij sowieso toch al moeten overkomen. Wellicht dat hij zolang bij mij kan blijven zodat we samen naar de rechtbank kunnen gaan.

Potig type

Na een paar uur staat Lars weer op de stoep. Om iets te eten. “Is de politie nog geweest?” informeert hij argwanend. Ik voel dat hij me niet vertrouwt. Hij propt snel een paar boterhammen in zijn mond en verdwijnt weer. De telefoon gaat. Vol verontwaardiging en ongeloof luistert de gezinsmanager naar mijn verhaal. “Wat is dit voor onzin,” briest ze. “Ik ga er direct werk van maken.” Ik geloof haar op haar woord. Deze vrouw, een potig type, zowel qua voorkomen als qua taalgebruik, laat nergens gras over groeien. Toch ben ik niet echt gerustgesteld.

Einde middag belt ze terug. “Het is geregeld, ik heb nieuwe instructies gestuurd naar de politie, ze weten dat het om een rechterlijke machtiging gaat en in actie moeten komen als je belt.” Getsie. Nu moet ik wel.

Tegen middernacht staat Lars opnieuw voor de deur. “Is er nog gebeld?” weer die argwaan in zijn stem. Ik laat hem binnen. Bente is gelukkig uit logeren, dus die merkt niets van de hele situatie. Beter, ze heeft de laatste jaren genoeg stress gehad door haar broer. Ik neem mezelf voor de volgende ochtend de politie te bellen. Ik moet wel, een rechterlijke machtiging mag je niet tegenwerken. Straks word ik nog uit de ouderlijke macht gezet.

Hal met agenten

De volgende ochtend voltrekt zich in een waas. Ik sta op, bel de politie. Ik zeg erbij dat de kans bestaat dat Lars zich gaat verzetten of erger nog, door het lint gaat. Voor de zekerheid komt er versterking mee, zegt de agent. Plus een psycholance; met gediplomeerde verpleegkundigen aan boord die ervaring hebben met mensen met ‘geestelijke problemen’. My goodness.

Hoe ik de tijd tussen het telefoontje en het moment van de deurbel ben doorgekomen weet ik niet goed meer. Plots vult de hal zich met agenten. Een mevrouw in een geel ambulance pak loopt naar de kamer van Lars. Die weet inmiddels wat hem te wachten staat en schiet in de stress. Trillend zit hij in zijn onderbroek op bed. “Nee, nee, ik ga niet terug naar daar,” roept hij. Ik zie de angst in zijn ogen. “Ik kom even met je praten,” zegt de vrouw. Ze gaat naast hem zitten en vraagt waarom hij niet terug wil. “Omdat het niet helpt,” antwoordt Lars. Vanuit de slaapkamer zie ik hoe nog eens twee agenten zowel voor als achter het huis hebben postgevat. Voor het geval Lars over het balkon wil ontsnappen.

De psycholance vrouw ziet zijn trillende benen en stelt voor om eerst langs het ziekenhuis te gaan, zodat een psychiater even naar hem kan kijken. Na een kwartiertje op hem te hebben ingepraat, lijkt Lars iets te kalmeren en stemt in. Hij kleedt zich aan en volgt de vrouw naar beneden. Ze stappen in de gereedstaande auto en rijden weg, gevolgd door een politieauto. De agenten die buiten stonden, stappen in de andere auto en verdwijnen om de hoek. Als verdoofd rijd ik zelf ook naar het opgegeven ziekenhuis.

Wachten op de psych

Wanneer ik de hal van de polikliniek binnenloop, zie ik Lars op een bed zitten. Zijn benen zwaaien zenuwachtig over de rand. Hij is alleen en kijkt verontwaardigd. Er komt een verpleegster naar me toe en zegt dat hij wacht op de psychiater. Die is onderweg en kan elk moment arriveren. De vrouw in het gele pak is verdwenen. Ook van de agenten ontbreekt ieder spoor. Ik ga bij Lars zitten. We zwijgen en wachten.

Wanneer er na een half uur nog niemand geweest is, raakt Lars steeds meer geïrriteerd. “Ma, laten we gaan, er komt niemand.” Hij staat op en trekt zijn jas aan. Ik schiet een langslopende verpleegster aan en vraag waar de psychiater blijft. En zeg ook dat ik Lars niet langer rustig kan houden. “De psychiater komt toch niet, de situatie is niet ernstig genoeg, u kunt gaan,” zegt ze tegen me. Met een schuine blik op Lars.

Weer vrij

Verbouwereerd stappen Lars en ik in mijn auto. We rijden naar huis. De zon schijnt. “Ga maar wat leuks doen en blijf bereikbaar. En over vier dagen gaan we samen naar de zitting,” zeg ik tegen hem als we de straat inrijden. Ongelovig kijkt hij me aan. Hij stapt de auto uit en loopt direct de brug over, richting stad. Ik kijk hem na. Dank het universum dat het geen drama werd. Dat ik niet hoefde te zien hoe mijn tegenstribbelende kind in een politieauto werd afgevoerd.

Ik licht de instelling in Groningen in over het gebeuren, bel nog een keer met de politie die het inderdaad ook een merkwaardige gang van zaken vindt, maar verder niet meer in actie komt. Ook stuur ik een mail naar alle betrokkenen van Lars met een verslag van de afgelopen 48 uur.

De deurbel gaat opnieuw. Daar staat mijn vriendin Esther, die ik tussen de bedrijven door van de ontwikkelingen op de hoogte hield. “Kom, we gaan een drankje drinken,” zegt ze en duwt me naar de deur.

Volgende week: Iedereen in de rechtbank wacht op Lars. Gaat hij komen?

Dit is de dertiende aflevering van een serie columns over Lars (17), een jongen met ADHD en licht autisme. Zijn gedragsstoornis brengt hem regelmatig in de problemen. Zijn moeder, Febe van Otterlo, is freelance journalist. Om privacyredenen zijn de namen in deze column gefingeerd. De naam Febe van Otterlo is een pseudoniem.

Beeld: iStock

Op alle verhalen van Libelle rust uiteraard copyright. Linken kan altijd, eventueel met de intro van het stuk erboven. Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@libelle.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden