PREMIUMSeries
Dagboek van Willeke: “Ik moet hem een andere keer zien, niet zo”
Willeke viert net als veel Nederlanders Koningsdag en ziet daar Willem. Op dit moment komt het haar alleen helemaal niet uit.
Donderdag 27 april
Ik kijk even naar de droevige plak cake die ik heb gewonnen met sjoelen en breek ‘m dan doormidden. Titia krijgt de helft in haar plakkerige knuistje en Arie krijgt de helft in haar opengesperde bek. Ik verwacht de gebruikelijke vermaningen: Titia mag niet zoveel suiker, dan lukt haar dutje niet en is ze de hele dag onuitstaanbaar. Arie mag geen menseneten eten want dan leert ze het bedelen nooit af. Maar mama zegt niets, ze staart afwezig de verte in.
Nou goed. Maakt mij het uit. Mama kan mij toch niet luchten sinds haar donderpreek van vorige week. Maar ze vertrouwt me ook niet genoeg om me alleen te laten. Daarom ben ik niet in Amsterdam met Robbert, zoals ik had gewild, maar vier ik Koningsdag noodgedwongen in het park bij ons huis.
Ik kan me nog herinneren hoe leuk ik Koninginnedag vroeger vond. De spelletjes, het eten op straat op de meest willekeurige tijden, iedereen in oranje, het voelde alsof we allemaal op hetzelfde feestje waren. Ik zat op papa’s schouders en keek over de menigte uit, in mijn hand wat kleingeld om helemaal zelf uit te geven. Een euro voelde toen nog als zo veel geld, je kon er een stapel Donald Ducks van kopen, een dvd of een hotdog.
Die hotdogs zien er nu precies zo uit als ze zijn: separeervlees dat de hele dag in de buitenlucht heeft gelegen. De grabbelton komt ook ineens triest op me over, al die groezelige handen in dezelfde bak die vol zit met zooi van iemands zolder. Ik ben te oud voor Koningsdag. Of ik ben gewoon te oud voor deze stad. Ieder gezicht dat ik zie komt me bekend voor. Buurvrouwen, moeders van het schoolplein, de jongen uit de supermarkt en mijn oppaskindje.
Olivia? Het kleutertje glipt net tussen een paar benen door, ik kan niet zien of ze het echt is. Maar dan zie ik van wie die benen zijn, een elegante brunette in een witte jurk. Dat moet Simone zijn. Zouden ze hier met z’n tweeën zijn of is Willem er ook? Ik begin verwoed om me heen te zoeken en vervloek het enige oranje kledingstuk dat ik kon vinden, een verwassen voetbalshirt van Boy.
Ja, daar is hij. Hij knijpt met zijn ogen tegen de zon en lacht naar een andere vader, die ook met een wagentje aan het worstelen is. Mijn hart zwelt op en ik lach terug alsof ik degene was naar wie gezwaaid werd.
Mijn moeder roept van voor mij, ik moet Titia even van haar overnemen. Tegelijk hoor ik mijn naam achter mij, het is Willem, ik hoor zijn lage stem boven het gedruis uit alsof hij de enige op de wereld is.
Maar hij zal me nooit als volwassene zien als ik met mijn moeder en zusje ben. Ik moet hem een andere keer zien, niet zo. Ik snel tussen de mensen door naar mijn moeder toe en bid dat Willem niet achter me aankomt.
Al na een paar seconden heeft hij me ingehaald. “Willeke!”
Mijn moeder is druk aan het worstelen met de hond en Titia heeft een nieuw spelletje waarbij ze met haar hele lichaamsgewicht aan mijn pink gaat hangen.
“Eeh, hoi,” zeg ik. Mijn moeder kijkt op, herkent Willem ook van Titia’s opvang. Ze zoent hem beleefd, drie keer, en het is bizar om haar met haar mond zo dichtbij zijn gezicht te zien. Dichterbij dan ik ooit gekomen ben. Gelukkig ziet ze niet hoe ik reageer, ze gebaart dat we verder moeten en het moment is alweer voorbij. Mijn hart roffelt in mijn borst.
Meer lezen van Willleke? Dat kan hier!