PREMIUM
Dagboek van Willeke: “ Tot twee keer toe zie ik Nelson zijn hand op de onderrug van Robbert leggen”
Willeke gaat met haar moeder op bezoek bij Robbert. Ze vermoeden dat hij samen is met Nelson, die een stuk ouder is. De dag erna moet Willeke werken en heeft ze een leuke tijd met oma Anne-Wil.
Vrijdag
Robbert in zijn wereld zien is als een andere planeet bezoeken. De Amsterdamse kunststudenten hebben een eigen taaltje en kleden zich totaal anders dan ik had verwacht. De meisjes dragen hoekige, jongensachtige kleren die haast opzettelijk lelijk zijn, maar daardoor juist modieus. Ik vind het eng om met ze te praten. Toch wil ik ook niet te dicht bij mama staan, die er plotseling heel gewoontjes uitziet op haar degelijke sandalen. Het liefst wil ik dicht bij Robbert zijn, hij lijkt echter meters boven me te zweven, in een zeepbel met zijn huisbaas-die-meer-dan-een-huisbaas is. Tot twee keer toe zie ik Nelson, gekleed in een Japans huispak en rode cowboylaarzen, zijn hand op de onderrug van Robbert leggen. Hij overlaadt Robbert met complimenten. Niemand lijkt het raar te vinden, dus ik vind het ook niet raar. Ik kijk met een schuin oog naar mama, die weer met een schuin oog naar Robbert kijkt. Ik besluit om haar wantrouwen kleinburgerlijk te vinden en kies volledig de kant van Robbert, al moet ik bekennen dat ook ik een knoop in mijn maag krijg van Nelsons leeftijd en van Robberts afhankelijkheid van hem. Zouden ze echt “samen” zijn? Of is dat niet de juiste vraag? Misschien heeft het wel niets met romantiek te maken en vindt Nelson het gewoon aanstekelijk om met jonge mensen om te gaan.
Aan het diner begrijp ik ook Robberts fascinatie met Nelson. Hij is innemend, energiek, bereisd, gul. Hij lijkt helemaal niet op de oude mannen die ik ken. Van hem mag ik wijn drinken en over mijn leven praten alsof ik een volwassene ben. Mama lijkt afgeleid, ze checkt steeds onder tafel haar telefoon en na het toetje kan ze alleen nog maar een beleefd glimlachje opzetten.
Zaterdag
Na een nacht in Nelsons gigantische logeerbed rijden mama en ik terug naar huis. Ik heb bonzende hoofdpijn, maar we moesten vroeg ons bed uit. Mama heeft ineens veel haast om weer bij Titia te zijn en ik moet werken in de broodjeszaak.
Mama zet me af, en ik zie dat oma al binnen bezig is. Ik geef haar een kus, doe mijn schort om en begin haar te helpen met de voorbereidingen. Groentes snijden, broodjes klaarleggen om af te bakken... Oma en ik hebben van de keuken al snel een soort dansvloer gemaakt, we lijken bijna te swingen op de percussie van de keukengeluiden. Plof, broodje. Rats, broodmes. Tsjaktsjaktsjak, uien. Ssss, melkschuimer. De ontbijtdrukte overleven we makkelijk, en dan staan we even in de zon om uit te rusten.
“Heb je het naar je zin?” vraagt oma.
“Ja”, zeg ik, “ontzettend.” En ik meen het. De grappige collega’s, de uren samen met oma, ik heb het heel erg naar mijn zin. “Jij ook, toch?”
“Ja”, zegt ze. “Jammer dat Han het niks vindt.”
“Wat vindt hij er niks aan, dan?”
“Hij vindt het te gewoontjes, denk ik. Hij kijkt neer op dat suffe mutsje, en dat dienstbare, dat ik voor iemand anders eten sta te maken.”
Ik denk daar even over na. Ik weet nog hoe vreselijk gênant ik het vond toen mijn vader zijn baan verloor en in het tankstation ging werken. Maar nu werkt hij ook met zijn handen en vind ik dat hij geweldig werk heeft, omdat hij er zelf gelukkig van wordt.
“Volgens mij gaat het er alleen maar om hoe leuk wij het hier hebben”, zeg ik. “En als hij dat niet snapt, dan is hij zelf gewoontjes!”
Oma moet lachen. “Jij bent een slimme meid geworden, weet je dat?”
Dan komt onze chagrijnige baas Sjoerd tevoorschijn en kijken we betrapt, als twee spijbelende schoolmeisjes.
“Zeg, ik betaal jullie niet om te ouwehoeren”, zegt hij. “Gaan jullie weer aan het werk?”
“Ja, Sjoerd!” zeggen we in koor. Als we veilig in de keuken zijn, barsten we in lachen uit.
Meer lezen van Willleke? Dat kan hier!